Afasie: wat laat het zien over taal en hersenen?

Over neurolinguïstiek

Over de auteur

Roelien Bastiaanse (1955) is emeritus-hoogleraar Neurolinguïstiek. Zij is gespecialiseerd in afasie en haar onderzoek spitst zich toe op werkwoorden en […]
Lees verder

’Ik heb een beroerte gehad en nu ben ik hier. Ik heb niet veel problemen. Het is niet zo dat ik aforie heb of zo.’

Afasie is een taalstoornis ten gevolge van hersenletsel, en treedt bijvoorbeeld op na een beroerte. Voordat de hersenbeschadiging ontstond, beschikte de persoon over een normaal taalvermogen, maar door het hersenletsel is het taalgebruik aangetast. Afasie kan zich op verschillende wijzen uiten, afhankelijk van de plaats en grootte van de hersenbeschadiging. Bij de man uit het fragment hierboven is er sprake van een stoornis in het gebruik van inhoudswoorden, in dit geval een zelfstandig naamwoord. Hij produceert een niet-bestaand woord (aforie), omdat hij het woord dat hij zoekt, afasie, niet kan oproepen.

Door Roelien Bastiaanse.

Het zijn de verschillende typen afasie die ons helpen te begrijpen hoe taal in de hersenen is opgeslagen. Gezonde taalgebruikers spreken in zinnen. Die zinnen zijn opgebouwd uit woorden. Woorden zijn weer opgebouwd uit de kleinste betekenisonderscheidende eenheden: klanken of fonemen. Een mooie illustratie van hoe de verandering van één klank in een woord de betekenis van dat woord kan veranderen is het gedicht Gedacht van Kouwenaar:

Gedacht
Je hand is bijna je hond
je huid is bijna je huis
je vorm is bijna je worm
je gedicht is bijna wat je gedacht had

Het onderscheid tussen zinnen, woorden en klanken wordt al eeuwenlang gemaakt. Niet ten onrechte. Afasie leert ons dat taal inderdaad langs deze dimensies is opgeslagen in de hersenen: de niveaus van de zin, het woord en de klank kunnen onafhankelijk van elkaar gestoord raken. Ter illustratie volgen enkele voorbeelden van afatisch taalgebruik.

Een stoornis op zinsniveau

Afasiepatiënten kunnen een stoornis hebben op zinsniveau, terwijl zij geen moeite hebben op woord- of klankniveau. Als een persoon met afasie een pure stoornis op zinsniveau heeft, dan zal hij niet zozeer fouten maken in de zinsbouw (bijvoorbeeld het lidwoord achter het zelfstandig naamwoord zetten), maar de structuur van de zin zal vereenvoudigd zijn: hij maakt korte zinnen, laat lidwoorden weg en gebruikt werkwoorden zonder ze te vervoegen. Het volgende fragment is daar een voorbeeld van (cursief = interviewer).

Heb je nog plannen voor sinterklaas? nee sinterklaas winkelsbusiness … mij portemonnee altijd leeg… toekomst … nee verleden gaan jullie nog cadeautjes geven? nee absoluut niet … in de pan lekkers … hapjes lekker en wat ga je met kerstmis doen? lekkere dingen eten … cadeautjes kerstmis … lootjes trekken … allemaal cadeautjes halen … tientje tientje de man en je gaat niet weg? nee we hebben huis verkocht … ons huis … nieuwe omstreeks maart … we centen sparen

Wat opvalt is dat de woordkeus van deze spreker gevarieerd is en dat alle klanken op de juiste plaats staan: het woord- en klankniveau zijn dus gespaard gebleven. De spreker is goed in staat zijn boodschap over te brengen.

Een stoornis op woordniveau

Bij een stoornis op woordniveau zijn er problemen met het vinden van het woord, zoals in het volgende voorbeeld, waar de afatische spreker een plaatje van een boom moet benoemen.

Een een… Ja, hoe moet je dat noemen? U wilt natuurlijk weten hoe u het hoe ik het noem. Mensen, maar kijk daar zijn dikke en dikke onder een… Hoe moet ik dat nou noemen? Een tak, ik denk dat ik het daarmee wel heb.

De zinnen die hij produceert zijn redelijk goed. De klanken staan ook allemaal op de goede plaats, maar er zijn problemen met het oproepen van het juiste woord, zoals hij zelf aangeeft. Hij roept wel een woord op dat een verwante betekenis heeft (tak), maar het lukt hem niet het juiste woord te vinden. Als hem een aanvulzin wordt gegeven (‘Appels groeien aan een …’), dan komt het woord boom meteen. Dit geeft aan dat het woord nog wel aanwezig is in de hersenen. De patiënt kan er alleen niet bij op het moment dat hij dat wil. Eigenlijk is dat vrijwel altijd het geval: het lijkt alsof hersenletsel niet de woorden zelf wegvaagt, maar wel het vermogen ze op het juiste moment op te roepen.

Een stoornis op klankniveau

Bij een pure stoornis op klankniveau kan de spreker wel de woorden oproepen, maar het lukt niet de juiste klanken op de juiste plaatsen in te vullen. Een voorbeeld hiervan is te lezen in het onderstaande fragment, waarin de spreker wil aangeven dat hij voor zijn beroerte graag scrabbelde (Wordfeud tegenwoordig; juist dit spel zal hij niet meer kunnen spelen). De onderstreepte woorden zijn klankfouten, door de spreker gemaakt met het woord scrabble en het woord woorden (cursief = interviewer).

Ik doe graag eh st st steps streppele, kent u dat? Strè strem strempelen nee strem strempel streppel strempe eh lezen woord woord, zo’n kaart kent u dat niet? Met al die… Dan moet je die wo wo wool woorken woorden… Je begint met een woord van zes letters en dan heb je een ding voor je en dan zoek je de letters uit Scrabble? Ja!!

Neurologische achtergrond

De linkerhersenhelft is de zetel van het taalvermogen bij vrijwel alle rechtshandigen en bij meer dan tachtig procent van de linkshandigen. Alleen bij linkshandigen die uit een familie van linkshandigen komen, bestaat de kans dat taal in de rechterhersenhelft opgeslagen is.

Bij een stoornis op zinsniveau is het hoogstwaarschijnlijk dat de beschadiging zich vrij voor in de hersenen bevindt, in of nabij het gebied van Broca. Dat weten we uit onderzoek van de hersenen met behulp van een fMRI-scanner. Dit gebied speelt een sleutelrol bij het verwerken en produceren van zinnen, maar het is niet de zetel van de grammatica. Bij het begrijpen van ingewikkelde zinnen is een heel netwerk van hersengebieden actief, inclusief gebieden in de rechterhersenhelft.

Mensen met stoornissen in het oproepen (en vaak ook het begrijpen) van zelfstandige naamwoorden hebben meestal een beschadiging die meer naar achter gelegen is: in of nabij het gebied van Wernicke. Net als bij grammatica is er een heel netwerk nodig om een woord te begrijpen of op te roepen – en dan hebben we het alleen nog maar over zelfstandige naamwoorden die verwijzen naar voorwerpen. Voor namen die verwijzen naar dieren wordt een apart netwerk geactiveerd. En werkwoorden zijn nog weer een ander verhaal. Een beschadiging in het gebied van Wernicke leidt wel tot stoornissen bij het begrijpen en produceren van woorden, maar het omgekeerde is niet meteen waar. Niet alle stoornissen op woordniveau zijn het gevolg van een beschadiging van het gebied van Wernicke.

Problemen op klankniveau zijn evenmin aan één plek in de hersenen te koppelen. Het is hier belangrijk om een onderscheid te maken tussen een stoornis op klankniveau, een echte taalstoornis, en een articulatiestoornis. Een stoornis op klankniveau zal zich vaak zowel in het spreken als in het schrijven voordoen; een articulatiestoornis beperkt zich tot het spreken. Bij een stoornis op klankniveau bevindt de beschadiging zich vaak in de supramarginale winding die een verbinding vormt tussen het gebied van Wernicke en het gebied voor in de hersenen dat van belang is voor (het plannen van) de uitspraak van de klanken.

Dit is een voorbeeld van het klassieke taalnetwerk. Een beschadiging in deze gebieden bezorgt iemand afasie. Het blijkt echter dat gezonde sprekers bij het begrijpen en produceren van taal een veel omvangrijker netwerk activeren, waaronder ook gebieden in de rechterhersenhelft. Maar een beschadiging in die gebieden leidt niet tot afasie. Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat zuivere stoornissen zoals in de voorbeelden hierboven zeldzaam zijn. Vaak zijn de beschadigingen zo groot dat er meerdere delen van het taalnetwerk verstoord zijn: de spreker heeft dan moeite met het maken van grammaticale zinnen, maar óók met het oproepen van woorden. Daarnaast kunnen dan nog articulatieproblemen optreden. Afasie is een centrale taalstoornis. Dat betekent dat er ook vrijwel altijd stoornissen zijn in het begrijpen van gesproken taal en in het lezen en schrijven.

Lees meer

Een wonderlijke reis (2001) vertelt het verhaal van de ervaringen van kunstschilder Herman Smith na zijn beroerte. Hij beschrijft de cognitieve problemen die hij in de eerste maanden ondervond en overwon op een aangrijpende maar vooral humoristische wijze. Voor informatie over afasie en video’s van mensen met afasie: www.afasienet.com.


Reacties

Eén reactie op ‘Afasie: wat laat het zien over taal en hersenen?’

  • Miet op 13 november 2012 om 16:59 Beantwoorden

    Over wat afasie betekent in de praktijk, kan ik het boek ‘Sprakeloos’ van Tom Lanoye ten stelligste aanraden. Het gaat over de moeder van de auteur, die tijdens haar leven een vrij goede amateuractrice was, maar die op het einde van haar leven door een beroerte afasie kreeg, en zo haar ‘taal’ kwijt raakte.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit