Wat weet een analfabeet over taal en schrift?

Over leren lezen en schrijven op latere leeftijd

Over de auteur

Jeanne Kurvers (1949) is universitair hoofddocent aan de Faculteit Geesteswetenschappen (departement Cultuurstudies) van de universiteit van Tilburg. Haar onderzoek is […]
Lees verder

Abena, een analfabete vrouw afkomstig uit Suriname, krijgt een brief van haar geliefde. Ze rent opgewonden naar de maatschappelijk werkster en vraagt haar de brief voor te lezen. ‘Maar,’ voegt ze er meteen aan toe, ‘dan moet je wel je oren dichthouden.’

Door Jeanne Kurvers.

Abena weet net zo goed als alle analfabeten dat een brief een boodschap bevat, dat er nieuws staat in de krant en dat een rekening iets heel anders is dan een liefdesbrief. Wat ze nog niet precies weet is hoe geschreven taal eigenlijk ‘werkt’. Zij denkt dat ook lezers eerst moeten horen wat er staat, voordat ze dat kunnen begrijpen. Dit is één voorbeeld dat een inkijkje geeft in hoe mensen die (nog) niet kunnen lezen, denken over taal en schrift.

Abena is een van de naar schatting 250.000 volwassenen in Nederland die in het geheel niet kunnen lezen en schrijven. Daarbij gaat het vaak om immigranten die de kans niet hadden naar school te gaan, bijvoorbeeld omdat er geen geld was, de afstand tot de school te groot was, er oorlog was of omdat zij thuis gehouden werden om mee te helpen in de huishouding of op het land. Van die groep is, afgaande op deelnemers aan alfabetiseringscursussen Nederlands als tweede taal, ongeveer tweederde vrouw.

Laaggeletterdheid

Daarnaast zijn er in Nederland nog ongeveer 1.2 miljoen laaggeletterden (of functioneel analfabeten): volwassenen die doorgaans wel gewoon naar school zijn geweest, maar niet zo goed kunnen lezen en schrijven dat ze voldoende overweg kunnen met alle schriftelijke informatie van onze geletterde samenleving. Van die groep is ongeveer zeventig procent autochtoon en dertig procent van allochtone herkomst. De achtergrond van laaggeletterden varieert: bij de een gaat het om weinig ideale onderwijsomstandigheden, bij de ander om ernstige leesproblemen, een geschiedenis van speciaal onderwijs of gewoon om te weinig opgebouwde ervaring. Ook zijn er grote verschillen in vaardigheden. Sommigen hebben vooral moeite met het begrijpen van wat ingewikkelder teksten,terwijl anderen het moeilijk vinden zelfs eenvoudige woorden correct te spellen. De laatste decennia is de aandacht voor (functioneel) analfabetisme sterk toegenomen; we hebben zelfs prinses Laurentien die daar aandacht voor vraagt. In dit artikel gaat het over de groep waar Abena toe behoorde: de analfabeten die nooit naar school zijn geweest.

De eerste letters

Wat is geschreven taal voor een niet-lezer? Over de ‘buitenkant’ van geschreven taal weten niet-lezers (zowel kinderen als volwassenen) al heel veel. Veel kleuters krabbelen wat af voordat ze leren lezen en schrijven. Ze demonstreren zo heel mooi wat ze al weten over geschreven taal. Volwassen analfabeten zullen minder snel gaan krabbelen. Zij weten maar al te goed dat ze nog niet kunnen schrijven. Maar hun eerste producten laten eenzelfde ontwikkeling zien.

Figuur 1

De allereerste keer dat Fatima in de alfabetiseringsles komt, wil ze meteen meedoen met de andere cursisten (Figuur 1). Fatima weet al heel goed dat de tekens een beetje in het gelid moeten staan, dat je meer dan één teken nodig hebt om het op schrijven te laten lijken, en dat er variatie in die tekens moet zitten. Geen regel is identiek aan de voorgaande. En Fatima heeft kennelijk ook een goed oog voor de kenmerken van letters: rechte lijnen, diagonalen, curven en cirkels.

Jamila zit al even op les en heeft daar een aantal woorden en letters geleerd. Als haar de woorden jas, rok en kip gedicteerd worden (bovenste regel Figuur 2) schrijft ze echte letters, drie per woord. Bij rok gebruikt ze andere letters dan bij jas. Ze weet kennelijk dat één letter nog geen woord maakt, dat je variatie moet aanbrengen en dat een nieuw woord om een andere reeks letters vraagt dan het woord daarvoor. Woorden kopiëren (onderste regel, Figuur 2) is al een stuk makkelijker.

Figuur 2

 

Jamila heeft alleen nog wat problemen met de positie van de letters in de ruimte. Niet zo vreemd eigenlijk: hoe zou je kunnen weten dat een woord of een letter van identiteit verandert (vergelijk d en p of top en pot) als je ze op een andere wijze in de ruimte plaatst? Dat doet een stoel ook niet.

Boom kun je schrijven, buiten niet

Analfabeten kunnen zich meestal prima uitdrukken in gesproken taal, maar hoe geschreven taal ‘werkt’ is niet zonder meer duidelijk. Desgevraagd zullen ze bevestigen dat in een geschreven zin alle concrete inhoudswoorden ergens een plekje moeten krijgen (Kinderen en bal bijvoorbeeld in de zin De kinderen spelen met de bal). Van de overige woorden zijn ze minder zeker. ‘Misschien staat hier gras,’ zegt Sara, terwijl ze het woord met aanwijst. Achmed weet zeker dat tien geschreven kan worden, want dat is een prijs, maar buiten? Hij kijkt even door het raam en zegt: ‘Boom kun je schrijven, maar buiten niet.’

Kwaku, een alfabetiseringscursist die nog in de asielprocedure zit, begint door te krijgen hoe het werkt. Aosevtok, schrijft hij op een briefje. Als zijn docente vraagt wat hij geschreven heeft, zegt hij: ‘I hope so everything okay.’ Hij noteert ongeveer voor elke lettergreep een letter.

Dat niet-lezers nog niet weten hoe schrift taal representeert, is overigens niet zo vreemd. Ze moeten de geheimen van de schriftcode nog leren. In het Nederlands, dat gebruikmaakt van een alfabetisch schrift, betekent het dat ze letters moeten leren verbinden met klanken. Dat moet geen probleem zijn, zou je denken. De klanken en woorden zijn al bekend. Volwassen analfabeten voor wie het Nederlands hun moedertaal is, zijn volleerde taalgebruikers die moeiteloos grammaticale zinnen kunnen maken. Als hun kleuter vertelt: ‘Ik valde af de bank,’ reageren zij waarschijnlijk zoals iedere ouder: ‘Viel jij van de bank af? Waar doet het pijn?’ Ook analfabeten maken onderscheid tussen enkelvoud en meervoud, zetten het werkwoord op de goede plaats in de zin en lachen om een grap. Maar onderzoek laat zien dat er kennis over taal bestaat die samenhangt met het al dan niet kunnen lezen en schrijven.

Herkennen van klanken

Iedereen kan vertellen dat er drie klanken zitten in het woord tas. Iedereen kan ook vertellen waar in een zin het ene woord ophoudt en het volgend begint. Dat lijkt aannemelijk, maar zo zit het niet. Niet-lezers kunnen helemaal niet het woord tas opdelen in verschillende klanken, of vertellen wat er overblijft als je de t weghaalt. En als je ze vraagt een zin als In de winkel liggen veel appels en tomaten in woorden te verdelen, heb je grote kans dat ze zeggen: ‘In de winkel / liggen / veel appels en tomaten,’ of: ‘Winkel, appels, tomaten, drie woorden.’ Soms verdelen ze de zin in lettergrepen of proberen ze een inhoudelijke betekenisvolle splitsing te maken: ‘Appels apart en tomaten apart.’ Ook vinden ze het tamelijk onbegrijpelijk dat je een woordgroep als ‘de oude man’ of ‘in de winkel’ nog verder in stukjes zou willen verdelen. Als je kleuters vraagt een moeilijk woord te noemen, zeggen ze misschien: ‘Hinkelen,’ omdat ze de activiteit moeilijk vinden. Karima weet ook meteen een moeilijk woord: ‘Schrijven.’

Klanken en (minder concrete) woorden zijn kennelijk eenheden van taal die wij pas bewust horen als we eenmaal lezen en schrijven hebben geleerd. Dat komt doordat we die op papier zijn tegengekomen in de vorm van afzonderlijke letters, of als reeksen letters met spaties ertussen. Dat geschreven taal als een soort model gaat werken in ons hoofd, blijkt ook bij mensen die een ander schrift hebben geleerd. Iemand die een lettergrepenschrift heeft geleerd hoort heel goed de lettergrepen, maar kan die niet zo goed in klanken verdelen. En iemand die Chinees heeft geleerd, heeft een goed gehoor voor de verschillende karakters (die staan voor woorden of delen van woorden), maar vindt het moeilijk een gesproken zin op te delen in woorden of een woord in klanken. Maar geen van allen, ook de analfabeten niet, heeft er ook maar enige moeite mee die klanken en woorden gewoon te gebruiken bij het praten en luisteren. Taal gebruiken kunnen we allemaal, maar dat je ook over taal kunt nadenken, leren we kennelijk pas als we kunnen lezen en schrijven.

Lees meer

Laaggeletterd in de Lage Landen (2004) door Ella Bohnenn en anderen is geschreven in opdracht van de Nederlandse Taalunie. De publicatie is integraal beschikbaar via internet. Er is een helder overzicht te vinden over de geschiedenis van analfabetisme en van de achtergronden van laaggeletterdheid nu. Verder bespreken de auteurs Nederlandse en Vlaamse maatregelen gericht op het voorkomen en aanpakken van laaggeletterdheid en besluiten zij met beleidsadviezen voor de toekomst.


Reacties

Eén reactie op ‘Wat weet een analfabeet over taal en schrift?’

  • Steven Geerolf op 14 oktober 2015 om 00:59 Beantwoorden

    Geachte
    Samen met twee andere OKAN-scholen, organiseren wij op 30 november een studiedag over analfabetisme. Wij hebben in elk van de scholen momenteel te weinig deskundigheid om de leerlingen goed te kunnen bedienen. Graag zou ik u uitnodigen als spreker om onze leerkrachten, dat zijn er ongeveer 35, wat meer inkijk te geven in de denkpatronen van een analfabeet. Dit zou in de voormiddag plaatsvinden. Mocht u daar tijd en interesse voor hebben, kan u me contacteren via ons mailadres.
    Alvast bedankt en met vriendelijke groeten
    Steven Geerolf
    Coördinator OKAN Drie Hofsteden


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit