Zijn kleine talen een bedreigde soort?

Over talen die verdwijnen

Over de auteur

Cecilia Odé (1946) studeerde slavistiek aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1989 in Leiden op een onderzoek naar […]
Lees verder

Elke twee weken verdwijnt er minstens één taal. Dit betekent dat over honderd jaar zo ongeveer de helft van de nu nog 6000 talen van de wereld zal zijn uitgestorven. Volgens de somberste berekening zijn er dan zelfs maar 600 talen over. Hoe komt dat? En moeten we ons druk maken om bedreigde talen?

Door Cecilia Odé.

Een taal met weinig sprekers is niet noodzakelijk gedoemd te verdwijnen. Tegelijkertijd kan een taal met veel sprekers juist wel bedreigd zijn. Talen van kleine, geïsoleerd levende volkeren, zoals in het Amazonegebied, hebben juist door hun geïsoleerde positie veel kans om behouden de blijven, terwijl een taal met veel moedertaalsprekers opgeslokt kan worden door een grotere, overheersende taalgemeenschap.

Zo spreken veel Papoeavolkeren in Indonesië inmiddels alleen nog Bahasa Indonesia, omdat ze met hun moedertaal geen carrièremogelijkheden hebben. Ook de inheemse talen (en culturen) Joekagir, Even, Evenki en Nivch in Noord-Siberië hebben het zwaar te verduren gehad. Onder het Russische regime werd het de bevolking jarenlang verboden de eigen talen te gebruiken. Sommige van die inheemse talen zijn sinds het uiteenvallen van de Sovjetunie in 1991 weer aan het opleven, voor andere is het te laat. Het voortbestaan van een taal wordt vooral bepaald door de mate van gebruik: als in het dagelijks leven ouders met hun kinderen de moedertaal niet meer spreken, houdt die taal meestal binnen enkele generaties op te bestaan.

Wereldburgers

Het is uiteindelijk onmogelijk om alle talen volledig te behouden. En waarom zouden we dat willen? Wat betekent het voor een volk als het zijn taal verliest? Wat verliezen wij als wereldburgers als een taal verdwijnt? Waarom zouden we ons zorgen maken om uitstervende talen als we met een beperkter aantal talen uitstekend kunnen communiceren? Het Engels globaliseert: als wereldtaal wint het steeds meer terrein in economie, politiek, handel, toerisme en wetenschap. Wie carrière wil maken moet Engels beheersen. In veel landen is het dan ook een verplicht vak op school. (Overigens wordt juist daardoor het Brits-Engels, ironisch genoeg, ook wel als bedreigde taal beschouwd: vanwege de vele niet-moedertaalsprekers dreigt er een soort ‘steenkolenengels’ te ontstaan.) In enkele andere grote economische gemeenschappen is het voldoende om Chinees, Hindi, Russisch of Spaans te kennen. Is dat niet juist heel praktisch?

Maar er gaat ook iets verloren wanneer talen verdwijnen. In de eerste plaats voor de oorspronkelijke sprekers zelf, die met de taal misschien nog niet meteen ook de eigen cultuur verliezen, maar wel (een deel van) hun identiteit. En in de tweede plaats voor ons als wereldburgers: we zullen nooit meer toegang hebben tot de taal, cultuur en historie van het volk dat zijn eigen taal is kwijtgeraakt, zeker niet omdat veel bedreigde talen alleen gesproken worden, en geen geschreven vorm hebben. Als het proces van globalisering doorzet, gaat alles om ons heen op elkaar lijken, ook talen en culturen. Het belang van biodiversiteit is allang tot iedereen doorgedrongen. Waarom zou de instandhouding van taaldiversiteit minder belangrijk zijn?

Diversiteit in talen

Elke taal is een bijzonder ingewikkeld systeem van vormen en betekenissen. Er bestaan geen gemakkelijke of moeilijke, geen primitieve versus ontwikkelde talen. Als de woordvorming van een taal relatief gemakkelijk is, blijkt de zinsbouw, de woordvolgorde of de klankstructuur juist zeer complex te zijn.

Taal is bovendien niet alleen een verzameling klanken en woorden waarmee we zinnen bouwen om te communiceren. Een taal weerspiegelt de unieke cultuur, manier van denken, kennissystemen en levensvisie van het volk dat die taal spreekt. Dat zien we terug in traditionele volksliteratuur, rituelen, humor, sport en spel, dans en muziek. Met elke taal die uitsterft, wordt de schat aan taaldiversiteit kleiner en gaan die levensvisies en belangrijke kennis van unieke vaardigheden en technieken, van flora (denk aan medicinale planten), fauna en ecosystemen verloren.

Zo heeft het Nederlands één woord voor ‘neef ’: de zoon van een zus of broer, of van een tante of oom van vaders- of moederszijde. In zowel de Siberische taal Joekagir als de Papoeataal Mpur bestaat voor elk familielid een aparte term om relaties tussen familieleden uit te drukken. Ga maar na hoeveel woorden voor ‘neef ’ in de eerste graad je dan al krijgt: zoon van je oudere of jongere zus, zoon van je oudere of jongere broer, zoon van de zus van je vader of moeder, zoon van de broer van je vader of moeder. Met achterneven wordt het nog ingewikkelder. In het Nederlands zijn die familiebanden vrij los en relatief onbelangrijk vergeleken met het Joekagir en het Mpur.

Sommige talen hebben voor elk lichaamsdeel, tot in de kleinste details, een apart woord. De Mpur zien schouder, arm, elleboog, pols en hand als één geheel met één woord, maar vingers niet, die gebruiken ze als telwoorden. In andere talen zijn alle uitstekende lichaamsdelen telwoorden, zoals bij het Papoeavolk Yupna: handen en voeten worden gebruikt voor de telwoorden 1-20, dan gaat het verder met ogen (21-22), oren (23-24), neus (25), neusgaten (26-27), borsten (28-29) navel (30), teelballen (31-32) en tenslotte de penis (33). De Mpur kennen maar twee kleuren: geel en rood. Andere kleuren zijn ‘licht’ en ‘donker’ of worden uitgedrukt door te verwijzen naar een voorwerp met die bepaalde kleur. Afhankelijk van de omringende natuur worden ruimtes, windrichtingen en tijden verschillend uitgedrukt in verschillende talen. In het Mpur zijn meerdere woorden voor ‘daar’: dichtbij, ver weg, zichtbaar of onzichtbaar; ‘zee’ is gelijk aan ‘noord’, namelijk daar waar de zee zich bevindt. Het woord voor ‘dag’ is hetzelfde als dat voor ‘zon’.

Ingewikkelder wordt het nog met taalsystemen als het Trio, dat gesproken wordt in Suriname. Deze taalsystemen moeten grammaticaal uitdrukken of degene die over een gebeurtenis vertelt daar zelf bij was, het van horen zeggen heeft of alleen maar vermoedens koestert. De mededeling ‘hij is vertrokken’ heeft drie vormen voor ‘ik was erbij’, ‘ik heb het gehoord’, of ‘ik denk het’. Zichtbare en onzichtbare personen, voorwerpen, gebeurtenissen, en abstracte begrippen zoals liefde en dood, worden in iedere taal anders uitgedrukt. Dat laat zien hoe sprekers van een bepaalde taal naar het leven, elkaar en hun omgeving kijken.

Internet redt talen

Taalkundigen vinden het belangrijk deze verschillen tussen talen te onderzoeken en vast te leggen. Dat draagt bij aan de ontwikkeling van taaltheorie. Het biedt bovendien inzicht in historische migratiebewegingen van volkeren en in culturele verschillen.

Je komt in de taalkunde soms algemene uitspraken over taal tegen. Hoe kan dat als maar tien procent van de talen van de wereld fatsoenlijk is beschreven en er nog steeds nieuwe verschijnselen worden ontdekt? Het vergt grote inspanning en veel motivatie van sprekers, taaldocenten en taalkundigen om een bedreigde taal te beschrijven en te behouden. Vaak is er nog geen schrift ontwikkeld en bestaan er geen geluidsopnames. Maar als een taal verdwijnt zonder sporen na te laten kunnen we er nooit meer iets over te weten komen. Er bestaat tenslotte niet zoiets als een taal-dna waarmee je een taal zou kunnen reconstrueren.

Internet levert een belangrijke bijdrage aan het behoud van talen. Steeds meer landen krijgen toegang tot internet, ook in verafgelegen gebieden. Instellingen die zich bezighouden met bedreigde talen publiceren hun data op openbare websites. Het intypen van de term endangered languages in een zoekmachine levert een enorme hoeveelheid hits op. Taalkundigen bundelen overal ter wereld hun krachten in grote onderzoeksprogramma’s. De reden om zuinig te zijn op alle talen in de wereld wordt het best verwoord in een beroemde uitspraak van de Italiaanse cineast en kunstenaar Federico Fellini: ’Een andere taal is een andere visie op het leven.’

Lees meer

In 1000 talen van de wereld (P.K. Austin, 2009) en De grote taalatlas (Bernard Comrie e.a., 1998) vindt de lezer zeer toegankelijke informatie over de talen van de wereld en hun sprekers, over culturele en taalkundige verscheidenheid, over taalfamilies, over levende en dode talen, over bedreigde talen, over de verspreiding van talen en over bijzondere taalverschijnselen. Alles wordt duidelijk uitgelegd en beide boeken zijn rijk geïllustreerd met kaarten en foto’s. Het zijn mooie boeken om gewoon in te bladeren of helemaal te lezen, en absolute aanraders voor wie geïnteresseerd is in bekende en exotische talen.


Reacties

2 reacties op ‘Zijn kleine talen een bedreigde soort?’


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit