Hoeveel dialecten heeft het Nederlands?

Over taalvariatie

Over de auteur

Hans Bennis (1951) is is emeritus hoogleraar Taalvariatie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1998 tot 2016 was hij directeur […]
Lees verder

In 2008 verschenen er twee dialectatlassen. De ene atlas behandelt de zinsbouw in 267 dialecten, verspreid over Nederland, Vlaanderen en een klein stukje van Noord-Frankrijk. De andere atlas gaat over woordvorming in 613 plaatsen in het hetzelfde Nederlandstalige gebied. Heeft het Nederlands nu 267 of 613 verschillende dialecten?

Door Hans Bennis.

De titelvraag suggereert dat het Nederlandse taallandschap bestaat uit een vast aantal dialecten. Je spreekt Urks, Ootmarsums of Kerkraads en daarnaast heb je het Nederlands voor het zondagse gebruik. Zo’n visie gaat ervan uit dat we kunnen spreken over betrekkelijk stabiele dialecten die goed van elkaar te onderscheiden zijn. De taalwerkelijkheid is echter totaal anders.

De Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, afgekort de SAND, behandelt de zinsbouw in 267 Nederlandse dialecten. De Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, afgekort de MAND, gaat over woordvorming in 613 Nederlandse dialecten. Beide atlassen werden gemaakt op het Meertens Instituut te Amsterdam.

Standaardnederlands?

Onze standaardtaal, het Nederlands, is verre van homogeen. De grote variatie valt al op als we de keurigste vormen van ‘het’ Nederlands in Nederland en in Vlaanderen beluisteren. Een nieuwslezer van Nederland 1 spreekt anders dan een nieuwslezer van de Vlaamse zender Eén. Op Nederland 1 horen we bijvoorbeeld: ‘DSK zei dat hij daar niet over wil praten’, op Eén: ‘DSK zei dat hij daar niet wil over praten.’ Maar ook Beatrix klinkt anders dan Geert Wilders of Guy Verhofstadt. Hoever mag een standaardtaalspreker afwijken van de norm? Wat is eigenlijk die norm? En wie bepaalt die? Bovendien bevat het Nederlands ook nog erkende regionale talen als het Nedersaksisch in Twente, Drenthe en Groningen en het Limburgs in Nederlands Limburg. Zijn dat onderverdelingen van het Nederlands of niet? En hoe zit het met het Fries? Dat is erkend als taal, maar is het ook een variëteit van het Nederlands?

Het is moeilijk vast te stellen hoe de talen in Nederland zich tot elkaar verhouden. We kunnen proberen te tellen hoeveel talen Nederland heeft, door te kijken welke taalvariëteiten officieel als taal erkend zijn door regionale, nationale of Europese overheden. Die erkenning is echter vooral bepaald door historische en politieke overwegingen: taalkundige argumentatie speelt daarbij nauwelijks een rol.

Lastig is bovendien dat het Nederlands van nu heel anders is dan het Nederlands van toen. Als we een tv-uitzending van De Verrekijker uit de jaren vijftig van de vorige eeuw vergelijken met het Jeugdjournaal van gisteren, dan is het niet moeilijk om vast te stellen dat er grote verschillen bestaan tussen het Nederlands van de jaren vijftig en het Nederlands van nu. Als we het Nederlands van Hooft en Vondel vergelijken met het Nederlands van Mak en Grunberg dan zijn de verschillen nog veel groter. Vergelijk bijvoorbeeld ‘Tot Amsterdam, quaamen te deezer tydt drie welgeachte burghers’ (P.C. Hooft in: Historiën, 1642) met ‘Er kwamen nieuwe dorpsbewoners’ (Geert Mak in: Hoe God verdween uit Jorwerd, 1996). Welke van deze historische talen is nu het echte Nederlands? Of moeten we hier eigenlijk spreken van verschillende talen? Alles bij elkaar genomen is het niet goed mogelijk om een duidelijke uitspraak te doen over de vraag uit hoeveel talen het Nederlands bestaat. Nog veel ingewikkelder wordt het als we ons afvragen hoeveel dialecten er zijn.

Dialecten en regiolecten

Zo kun je spreken van het dialect van Ootmarsum, terwijl de sprekers van dat dialect ongetwijfeld allerlei taalverschillen laten horen – zeker als we het taalgebruik van een junkn of deern vergelijken met de taal van zijn of haar grotmoo of grotvaa. Wellicht is er zelfs een onderscheid tussen het West-Ootmarsums en het Oost-Ootmarsums. Maar tegelijkertijd maakt het Ootmarsums deel uit van het Twents en dat maakt weer deel uit van het West-Nedersaksisch. We hebben dan te maken met regiolecten: met dialectgroepen die zich onderscheiden van het Drents of het Sallands – eveneens West-Nedersaksische dialectgroepen – of van het Oost-Nedersaksisch.

We zien op dit moment dat de lokale dialecten (het Ootmarsums) zich ontwikkelen in de richting van regiolecten (het Twents). Moeten we dan stellen dat dialecten verdwijnen en vervangen worden door regiolecten, of kunnen we beter spreken van een ontwikkeling in de richting van regionale dialecten? Deze ontwikkeling is een gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen waarin de lokale gemeenschap aan belang inboet ten opzichte van de meer regionale gemeenschap: je komt uit Ootmarsum, je haalt je boodschappen in Oldenzaal en gaat naar de kroeg in Tubbergen. Ben je dan een echte Ootmarsumer of een echte Twent? Zo ingewikkeld als het is om mensen in te delen (Ootmarsumer, Twent, Nederlander, Europeaan), zo complex is het taallandschap ook.

Ieder mens zijn eigen dialect?

Het simpelste is om te stellen dat het aantal dialecten van het Nederlands overeenkomt met het aantal sprekers van het Nederlands. Ieder mens zijn eigen dialect. Dat klinkt duidelijk, maar daarmee gaan we voorbij aan het feit dat er wel allerlei regiogebonden overeenkomsten zijn. Zo spreken veel Twenten over een hoes als ze een huis bedoelen. West-Vlamingen zullen dat nooit zo zeggen, want die zeggen meestal huus. Zo noemen de meeste Twenten een ui een siepel, terwijl nogal wat Limburgers daar een heel ander woord voor gebruiken: un of ajuin. Als we kijken naar het wederkerend voornaamwoord zich, dan zien we een grove driedeling. Terwijl Holland, Zeeland, Utrecht en de Brabantse provincies Noord-Brabant en Antwerpen de voorkeur geven aan z’n eigen, is er langs de oostgrens een voorkeur voor zich. Friesland en omstreken en de provincies West- Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant kiezen voor hem.

Kaart door Peter Kleiweg, John Nerbonne en Martijn Wieling

Er zijn dus wel degelijk regelmatige verschijnselen waarmee regionale taalvariëteiten zich onderscheiden van dialectgroepen in andere streken van het Nederlandstalige gebied. Per verschijnsel zien we dat de grenzen tussen de aangetroffen varianten min of meer anders lopen, maar als we verschijnselen bij elkaar optellen, dan herkennen we er patronen in. We spreken daarom over Twentse, Hollandse of West-Vlaamse dialecten, en ook over Friese, Frankische of Saksische taalvariëteiten, niet omdat dat duidelijk gescheiden, goed herkenbare dialectgebieden zijn, maar omdat deze taalvariëteiten een aantal taalkenmerken gemeen hebben. Naar wens kunnen we deze dialectgebieden zo groot of klein kiezen als we willen. Zo zijn Ootmarsums, Twents, Nedersaksisch en Nederduits alle vier correcte benamingen voor het dialect dat in Ootmarsum wordt gesproken.

De vraag naar de hoeveelheid dialecten is geen zinvolle vraag. Hij is net zomin te beantwoorden als de vraag hoeveel talen er op de wereld zijn. Het is wel mogelijk om het dialectlandschap in kaart te brengen door bestudering van de verspreiding van individuele verschijnselen of combinaties van verschijnselen. Op die manier is te zien dat er veel taalverschillen in het Nederlandstalige gebied voorkomen, maar ook dat het tellen van dialecten onbegonnen werk is. Dat kunnen er immers, afhankelijk van het perspectief dat je kiest, evengoed 267 zijn als 613.

Lees meer

In de Dialectatlas van het Nederlands (2011) van Nicoline van der Sijs en anderen zijn 150 paginagrote kaarten opgenomen die laten zien hoe allerlei taalverschijnselen verspreid zijn over Nederland: de zachte g en de scherpe s, maar ook de variatie in woorden, zinsbouw en namen. Met uitleg en commentaar, plus een inleidend hoofdstuk over de geschiedenis van de Nederlandse dialecten. Wie zich nog verder in de materie wil verdiepen, kan terecht in de Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (Barbiers e.a., 2005/2008) en de Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (Goeman e.a., 2005/2008).

Lees verder op Kennislink:


Reacties

2 reacties op ‘Hoeveel dialecten heeft het Nederlands?’

  • Vincent op 11 maart 2014 om 06:27 Beantwoorden

    Hele interessante site. Ben dol op streektalen, jammer dat er vrij weinig over gedocumenteerd is, zou me er graag meer in verdiepen. Die atlassen zijn een goed begin

  • W-J Landman op 17 maart 2015 om 11:41 Beantwoorden

    Een erg leuke en interessante site. Was erg benieuwd naar onze streektalen en -dialecten en hoeveel wij die hebben in NL en in Nederlands-België (Vlaanderen). De atlassen zijn i.d.d. een goed begin. Hopelijk komt er nog veel meer op dit gebied.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit