Waaraan kun je straattaal herkennen?

Over de auteur

Khalid Mourigh is taalkundige bij het Meertens Instituut. Hij schreef een proefschrift over de grammatica van het Ghomara Berber. Daarna […]
Lees verder

Eind jaren negentig van de vorige eeuw signaleerden docenten de opkomst van straattaal. Het kwam vooral voor in multiculturele wijken als de Bijlmer. De docenten maakten zich zorgen over de opkomst van deze variant van het Nederlands, die aanvankelijk de naam ‘smurfentaal’ kreeg, omdat het een versimpelde versie van het Nederlands zou zijn. Taalwetenschappelijk onderzoek laat echter zien dat straattaal veel rijker is dan dat.

Door Khalid Mourigh.

De eerste taalwetenschapper in Nederland die onderzoek deed naar straattaal was René Appel. Hij onderzocht het taalgebruik van jongeren op een aantal scholen in Amsterdam. Anders dan de leraren, claimde hij dat het gebruik van straattaal juist aantoonde dat leerlingen heel taalvaardig waren en dat er verschillende redenen bestonden voor het gebruik van straattaal. Leerlingen vonden het bijvoorbeeld grappiger en stoerder dan gewoon Nederlands. Bovendien konden ze boodschappen geheimhouden voor hun ouders of docenten.

Sranantongo

Appel keek vooral naar de woorden die deze jongeren gebruikten. De meest gebruikte woorden waren in 1999 onder andere doekoe ‘geld’, osso ‘huis’, fittie ‘ruzie’, sma ‘meisje’, patta’s ‘schoenen’, loesoe ‘weggaan’, afoe ‘stukje, trekje’, kill ‘jongen’, fatoe ‘grapje’, tatta ‘Nederlander’ en donnie ‘tientje’. De meeste jongeren kennen en gebruiken deze woorden nu nog steeds. Al deze woorden zijn afkomstig uit het Sranantongo en die taal geldt vandaag de dag nog steeds als hofleverancier van straattaalwoorden. Verder is het opvallend dat namen van steden en buurten zoals Agga ‘Den Haag’, Damsco ‘Amsterdam’, Roffa ‘Rotterdam’ en Skiffa ‘Scheveningen’ een patroon volgen dat op het Sranantongo is gebaseerd. Ze eindigen bijvoorbeeld allemaal in een klinker.

Hoe komt het dat er zoveel woorden uit het Sranantongo in de Nederlandse straattaal terecht zijn gekomen? Daarvoor moeten we iets over de geschiedenis van Suriname weten. Het Sranantongo is een op het Engels gebaseerde creooltaal die ontstaan is op slavenplantages. Dat is best verwonderlijk, want de Engelsen hadden feitelijk maar een kleine twintig jaar de macht over Suriname. De taal moet dus in een kort tijdsbestek ontstaan zijn want de Nederlanders namen al snel de macht over. Het Nederlands is nu nog steeds de officiële taal van Suriname. Het Sranantongo bleef een lage sociale status houden.

In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Vanaf dat moment migreerde een grote groep Surinamers naar Nederland. Wijken zoals de Bijlmer staan bekend om hun grote groep Surinaamse Nederlanders. Het is dan ook niet gek dat hier een nieuwe taalvariant ontstond, waarin verschillende talen gemixt werden. Want behalve Sranantongo vind je ook sporen van andere talen terug in de Nederlandse straattaal.

Nog meer talen

Andere talen die een grote rol spelen in straattaal zijn het Engels en de Marokkaanse talen: Berber en Arabisch. Engelse woorden zoals chick ‘meisje’, pasen ‘geven’ en smoken ‘roken’ worden vrij veel gebruikt. Het is daarbij vaak de vraag of er geen sprake is code switching, omdat vrijwel alle jongeren in Nederland het Engels actief beheersen.

Berberse en Arabische woorden zoals kech ‘hoer’, saaf ‘geld’, floes ‘geld’, woeshoem ‘stinkerd’, ibahesh ‘politie’ zijn wijdverbreid in Nederland, net zoals ewa ‘hé’. Samen met fittie ‘ruzie’ en mattie ‘vriend’ staat dat laatste woord overigens in de Dikke Van Dale. Slechts een aantal woorden is afkomstig uit het Papiaments en het Turks, zoals respectievelijk dushie ‘schatje’ en abe ‘broer’.

Nederlandse woorden krijgen soms een andere betekenis, zoals soldaat ‘iemand die zijn best doet’, neef ‘vriend’ en beschouwen ‘voor lul zetten’. Bovendien gebeurt er de laatste jaren iets bijzonders in straattaal: lettergrepen worden omgekeerd. Dat komt voor bij woorden met een Surinaamse origine zoals sma > ams ‘meisje’, parra > arrap ‘gek’, fissa > assif ‘feest’, maar ook bij Nederlandse woorden zoals goed > doeg en meid > deim. Ook Engelse woorden doen mee: bijvoorbeeld meeten < teemen, koomsen < smoken. Hoewel sommige woorden tot bepaalde groepen beperkt blijven, verspreiden andere (zoals ams voor ‘meisje’) zich door het hele land.

Marokkaanse ironie

Volgens René Appel was in 1999 het Sranantongo zo dominant in straattaal omdat Surinaams-Nederlandse jongeren de populaire cultuur domineerden. Hun kledingstijl, hun haarstijl, hun raps én hun manier van praten domineerden de scene. Inmiddels is daar enige verandering in gekomen en moeten Surinaams-Nederlandse jongeren het podium delen met vooral Marokkaanse Nederlanders. En dat is eigenlijk wel vreemd. Zijn zij immers niet regelmatig het onderwerp van negatief nieuws?

Hoewel het contra-intuïtief is levert dat toch een soort van status op, in het Engels ook wel covert prestige genoemd. Jongeren associëren zich dan met groepen die een lage sociale status hebben. En daar hoort ook het taalgebruik van die jongeren ook bij. Daarom hoor je jongeren van om het even welke afkomst tegenwoordig ewa ‘hé’, kifasj ‘hoe?’ of zina ‘schatje’ gebruiken. Wat opvalt aan veel Marokkaanse woorden is dat het zogenaamde ‘partikels’ zijn: kleine woordjes die eerder iets over de taaluiting zeggen, dan dat ze iets aan de inhoud toevoegen. Het bekende wollah ‘Ik zweer het/Bij God’ zegt eigenlijk dat je iets heel erg meent, izjen en wahed ‘een’ zijn versterkers. Als je zegt Ik geef hem izjen stoot dan klinkt dat veel stoerder. Het woordje wasj leidt een vraagzin in, net zoals het Franse est-ce que. Wash ben je gek of wash ben je dizzy, zoals ik laatst op een school hoorde.

Het interessante is dat de partikels inhoudelijk niet zoveel aan een gesprek toevoegen. Waarom gebruiken jongeren de woordjes dan toch? De Berberoloog Maarten Kossmann stelt in een artikel dat Marokkaans-Nederlandse jongeren de woordjes vooral gebruiken in een ironische context, vaak als zij op een lichtzinnige manier met elkaar praten. Dat is ook een kenmerk van straattaal. In het volgende fragment uit de sketch van Borrelnootjez zien we een aantal keer izjen ‘een’ op deze manier gebruikt worden.

Borrelnootjez is een YouTube-kanaal waarin een aantal acteurs personages uit de samenleving persifleren. In de aflevering Chillerz spelen zij een aantal Marokkaanse-Nederlandse figuren met hun typische spraak na. Daar hoort ook straattaal bij. Het fragment is te vinden van 2.15 tot 2.26.

Spreker 1            Dit is izjen vieze man a mattie (o vriend)

Spreker 2:           Hé, maar luister dan, die torrie (ding/verhaal) van die mannetje daarboven, hebben ze niet izjen extra mannetje nodig of zo? Wellah ila (Ik zweer het) ik zou hem rustig chillen daarzo, izjen jonkotje ( jointje) erbij.

Meer dan alleen woorden

Naast het gebruik van bepaalde woorden valt het Marokkaans-Nederlandse accent op in straattaal. Dat wordt gekenmerkt door een aantal eigenschappen: een staccato-ritme, een scherpe en harde g een tongpunt- of rollende r, om maar een aantal kenmerken te noemen. Het meest opvallende element daarin is ongetwijfeld de scherpe en lange z. In mijn eigen onderzoek naar het Marokkaans-Nederlands in Gouda is dat het eerste dat jongeren opmerken:

‘Wij hebben de harde z, van zzziek.’

Een andere opvallende klank is de sj in bijvoorbeeld ‘sjla sjnijden’, zoals in het Nederlandse sjofel of sjouwen. Veelvoorkomende woorden in gesprekken zijn sjchool, sjlaan en sjnel. De oorsprong van de sj-klank is niet helemaal duidelijk. De ouders van deze jongeren, die het Nederlands op latere leeftijd hebben geleerd, gebruiken ook de sj, maar dan op andere posities in een woord. Jongeren zouden bijvoorbeeld nooit huisj zeggen. Ze gebruiken de sj-klank alleen aan het begin van een lettergreep. Jongerentaal lijkt te zijn geïnspireerd door de taal van tweedetaalleerders, maar het is niet hetzelfde.

Taalverloedering?

Straattaal is dus een taalvariant van het Nederlands met een afwijkende woordenschat en accent. Er wordt uit meerdere talen geput en ook het Nederlands is een bron van creatieve manipulatie. Ook de zinsbouw is soms afwijkend. Is straattaal dan slecht Nederlands? Nee, het is gewoon anders. En men kan ervan uitgaan dat de meeste jongeren kunnen schakelen naar het Standaardnederlands. Jongeren willen zich echter onderscheiden van volwassenen door een informele houding aan te nemen. De taalvariant die ze daarbij gebruiken is onderhevig aan allerlei regels. Er is dus geen sprake van taalverloedering. De meertalige invloed kan juist als taalverrijking worden gezien.

Lees meer

Appel, Rene (1999), Straattaal. De mengtaal van jongeren in Amsterdam, Toegepaste taalwetenschap 62 (2), 39–56.

Eddy Charry, Geert Koefoed, Pieter Muysken (1983), De talen van Suriname. https://www.dbnl.org/tekst/koef001tale01_01/koef001tale01_01_0006.php#5

Kossmann M.G. (2017), Key and the use of Moroccan function words in Dutch internet discourse, Nederlandse Taalkunde 22(2): 223-248.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit