Waarom klinken talen verschillend?

Over fonologie of klankleer

Over de auteur

Carlos Gussenhoven (1946) studeerde Engels aan de Universiteit van Amsterdam en werkte na zijn afstuderen bij de afdeling Engels van […]
Lees verder

Your love is an oasis
In the midst of barren places,
But I feel sorry for my son:
There was this girl and now she’s gone.

Jammer voor die zoon,’ zul je denken. Maar een Engelsman denkt vooral: ‘Het rijmt niet!’ Oasis en places, son en gone: ze rijmen in geen enkele variant van het Engels. Het kan gekker. In Hongkong zingen gelovigen wel christelijke liederen in de kerk, maar op het moment dat ze Mijn Heer! moeten zingen, zingt iedereen luid: Mijn varken! Vaak onder het nodige gegiechel van de jongere kerkgangers.

Door Carlos Gussenhoven.

Medeklinkers, klinkers en tonen

Hoe komt het dat wat in de vernederlandste vorm van het Engels rijmt, niet rijmt in het Engels? Of dat de vertaling van ‘Mijn Heer’ in het Cantonees, de taal van Hongkong, plotseling ‘Mijn varken’ wordt als je het zingt? Dat komt doordat talen elk hun eigen fonologie hebben, de klankvorm van de woorden en zinnen van een taal. Er zijn nog nooit twee talen aangetroffen die dezelfde fonologie hebben. Zelfs tussen varianten van een taal bestaan vaak verschillen. Een kapper die op zijn raam schildert Hair today, Gone tomorrow woont vast in Nieuw-Zeeland, omdat woorden als hair daar dezelfde klinker hebben als here. Zijn reclamespreuk is een toespeling op het gezegde Here today, Gone tomorrow, dat de vergankelijkheid van geld en geluk aangeeft. De fonologie van de ene taal kan veel of weinig verschillen van die van een andere. Het Nieuw-Zeelands Engels lijkt meer op het Brits Engels dan op het Nederlands, en het Nederlands lijkt meer op het Duits dan op het Frans, enzovoort. Je kunt ook kijken naar hoe complex een fonologie is. Complexiteit meet je af aan aantallen klankmogelijkheden. Een paar voorbeelden.

Positie van medeklinkers in de lettergreep. Het Engels en het Nederlands hebben de medeklinkers [s] en [z]: denk aan Sue (meisjesnaam) en zoo (dierentuin), aan si (muzieknoot) en zie. Maar in het Nederlands kan de [z] niet aan het eind van een lettergreep voorkomen. Daarom eindigt een woord als fez (Turkse hoed) in het gesproken Nederlands op een [s], en rijmt places, dat in het Engels op een [z] eindigt, alleen in vernederlandst Engels op oasis, dat in het Engels op een [s] eindigt.

Aantallen klinkers. Het Arabisch heeft drie klinkers, het Navaho heeft er vier, het Grieks vijf, het Hongaars zeven en het Frans elf. Soms twijfelt men of twee klinkers niet als één klinker moeten worden geteld. Sommige taalkundigen beweren dat het Hongaars zeven klinkers heeft die lang en kort kunnen zijn, terwijl anderen uitgaan van veertien, omdat de korte klinkers iets anders worden uitgesproken dan de lange. Taalkundigen vinden om dezelfde reden dat in de Nederlandse woorden ben en been verschillende klinkers voorkomen.

Toontalen. In alle talen verschillen woorden van elkaar in de klinkers en medeklinkers. In veel talen komen daar klemtoonverschillen bij. In het Nederlands heeft servies de klemtoon op de laatste lettergreep en Servisch op de eerste. In toontalen (ongeveer de helft van alle talen) verschillen woorden ook in toonhoogte. Het Cantonees heeft zes tonen. Het woord zye met een stijgende toon betekent heer, maar uitgesproken met een hoge toon varken. Kerkgezangen hebben op elke lettergreep een vlakke toon, nooit een stijging of daling, en je kunt je dus wel voorstellen wat er allemaal kan gebeuren als je een Engelse tekst vertaalt naar het Cantonees zonder te letten op de melodie waarop die tekst zal worden gezongen!

Onderhandelingsresultaat

In principe zouden alle talen dezelfde fonologie kunnen hebben. Iemand kan voortreffelijk Engels spreken, maar dat doen met de fonologie van het Nederlands. We’re very glad that we can welcome you here today and we will do everything to make you feel at home klinkt dan als We aar ferrie glête tet wie ken welkum joe hier toedee ent wie wil doe effriting toe meek joe fiel et hoom. Zo iemand beheerst de morfo-syntaxis van het Engels – de regels voor woordvorming en zinsbouw – maar niet de fonologie. Stel nou dat die persoon een begaafd taalleerder is, maar nooit iets verandert aan zijn Nederlandse fonologie wanneer hij andere talen spreekt, dan zouden wat hem betreft alle talen dezelfde fonologie hebben. De werkelijkheid is anders. Er zijn duizenden talen in de wereld en dus duizenden fonologieën. Elk van die talen kunnen we ons voorstellen als een onderhandelingsresultaat. Links aan de tafel zit de vertegenwoordiger van de sprekers. Zij moet erop toezien dat sprekers niet te veel moeite hoeven te doen om de klanken van hun taal duidelijk verschillend te maken. Aan de rechterkant zit de vertegenwoordiger van de hoorders, die erop let dat de klankverschillen die ter tafel komen gemakkelijk te horen zijn. Aan het hoofd zit de bemiddelaar. Het resultaat van de onderhandelingen kent twee dimensies: (a) hoe complex wordt de taal en (b) welke klankcontrasten zitten erin? De bemiddelaars bepalen hoe lang de onderhandelingen doorgaan, dus hoeveel klanken een taal krijgt. De ene bemiddelaar houdt het na een klein aantal contrasten voor gezien: het Rotokas op Papua Nieuw Guinea bijvoorbeeld heeft maar zes medeklinkers en vijf klinkers. Het !Xũ in Namibië is met 96 medeklinkers en 46 klinkers een stuk complexer. Die grote verschillen in fonologische complexiteit hebben overigens geen implicaties voor wat je met talen kunt doen. De informatieoverdracht gaat even snel en er zijn geen aanwijzingen dat je in de ene taal vaker moeten vragen ‘Wat zeg je?’ dan in de andere.

Contrasten

De onderhandelaars bepalen welke klanken een taal heeft. Stel dat talen hun klanken willekeurig zouden kiezen uit de verzameling mogelijke klanken. Dan zou er de nodige overlap zitten tussen de klanken van de ene taal en die van de andere, maar er zou geen patroon zitten in de verzamelingen overlappende klanken. Ze komen gewoon allemaal even vaak voor. In werkelijkheid vormen de klanken van niet-complexe talen subsets van de klanken van complexe talen. Verstandige onderhandelaars zorgen er namelijk voor dat ze de beste contrasten het eerst kiezen. Dat zijn contrasten die voor de spreker gemakkelijk te maken zijn en voor de hoorder duidelijk te horen.

Neem klinkers. Om vast te stellen wat een ‘goed’ contrast is, moeten de belangen van de spreker en die van de hoorder gewogen worden. De sjwa ([ə], de klinker in de) is voor de spreker de minst lastige klinker, omdat je alleen je mond een beetje open hoeft te doen om dat geluid te maken. Maar voor een hoorder is die klinker niet echt geweldig, omdat hij nogal lijkt op alle andere klinkers. De hoorder is gebaat bij een duidelijk verschil, zoals dat tussen de [i] van lied en de [a] van laat. De spreker moet voor de [i] de tong hoog opduwen en voor de [a] de mond flink openen. Het verschil tussen de klinker van leed [e] en de klinker van let [ε], is gemakkelijker, want ze hoeft voor [e] alleen de tong iets naar voren te brengen en voor [ε] moet dan alleen haar mond iets verder open. Maar voor de hoorder is dat kleine verschil véél moeilijker te horen dan het verschil tussen [i] en [a]. De onderhandelaars zullen in dit geval eerder [i] en [a] in hun resultaat opnemen dan [e] en [ε]. Talen hebben daarom vaker [i] en [a] dan [e] en [ε]. De moeilijkheidsgraad van contrasten kan hoog oplopen voor zowel de spreker als de hoorder. De [y] van Ruud en de [u] van roet vereisen allebei ronding van de lippen, naast een hoog opgeduwde tong, die iets meer achterin de mond wordt gehouden voor de [u] dan de [y]. Maar al die moeite levert niet veel op, omdat de klinkers nogal op elkaar lijken. Slechts vijf procent van de talen in de wereld gebruikt dit contrast.

Die beste contrasten, die gemakkelijk zijn voor de spreker én de hoorder, zal iedere taal dus wel hebben. Maar er blijft nog genoeg ruimte voor variatie over: de ene taal zal de neusholte betrekken bij de productie van klinkers (nasale klinkers: het Frans, het Bembe), terwijl een andere taal een lengtecontrast invoert, waardoor elke klinker zowel lang als kort voorkomt (het Fins, het Japans), en weer andere kiezen voor beide oplossingen (het Delaware, het Hindi). De onderhandelingsruimte is kennelijk zo groot dat de fonologie van elke taal uniek is.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit