Hebben tweetalige kinderen een taal­achterstand?

Over meertaligheid

Over de auteur

Elma Blom (1972) is als hoogleraar Taalontwikkeling en Meertaligheid in Gezin en Onderwijs verbonden aan de Universiteit van Utrecht. Haar […]
Lees verder

Over het opeten van twee pannenkoeken doe je langer dan over eentje. Een rekensom los je doorgaans sneller op als je niet tegelijk een film kijkt. Een liedje dat dagelijks gedraaid wordt, blijft beter hangen dan een liedje dat je minder vaak hoort. Neem nu twee kinderen van wie de een eentalig opgroeit en de ander tweetalig. Het tweede kind heeft een dubbele taak. Bovendien is het taalaanbod over twee talen verdeeld. Maar zijn tweetalige kinderen daardoor ook langzamer in hun taalverwerving?

Door Elma Blom.

De taalontwikkeling van een kind verloopt via verschillende fases. Zo beginnen de meeste kinderen rond zes maanden eerst met brabbelen, en gaan ze na ongeveer een jaar hun eerste echte woorden uiten. Wie uitgaat van de veronderstelling dat twee talen leren meer tijd kost dan één, verwacht waarschijnlijk ook dat tweetalige kinderen meer tijd nodig hebben voor het doorlopen van deze fases. Uit onderzoek blijkt echter dat kinderen die vanaf hun geboorte tweetalig worden opgevoed, rond dezelfde leeftijd als eentalige kinderen beginnen met brabbelen, en met het uiten van hun eerste woorden. Ook verwerven eentalige en tweetalige kinderen taalregels op hetzelfde moment in hun ontwikkeling. Een voorbeeld van zo’n taalregel is de regelmatige verledentijdsvorming in het Nederlands waarbij je -te of -de achter de stam van het werkwoord plakt (danste, wandelde).

Uitzonderingen op de regel, zoals onregelmatige verledentijdsvormen (liep, las), kunnen tweetaligen meer tijd kosten. Waarom? Onregelmatige vormen – het woord zegt het al – volgen niet de algemene regel, en die moeten we dus uit ons hoofd leren. En: hoe vaker je een woord hoort, hoe gemakkelijker je het onthoudt. Nu hoort een eentalig kind liep misschien tien keer op een dag. Maar een tweetalig kind dat opgroeit met Nederlands en Engels zou op een dag wel eens vijf keer liep en vijf keer walked kunnen horen. Daardoor kan het wat langer duren tot de uitzonderingen blijven hangen.

Woordenstrijd

Afgezien van die onregelmatige vormen gaan eentalige en tweetalige kinderen dus behoorlijk gelijk op in hun taalontwikkeling. Zijn tweetalige kinderen dan misschien langzamer in hun taalgebruik? Ja, soms wel.
Onderzoek laat zien dat tweetalige kinderen soms langer doen over het vinden van de juiste woorden. Dat heeft twee oorzaken: tweetalige kinderen kennen in één taal vaak wat minder woorden dan eentalige kinderen, en moeten dan op zoek naar een omschrijving. Kennen ze echter het woord in beide talen, dan kost het meer tijd om het juiste woord op te diepen uit hun geheugen. Bij tweetaligen staan namelijk steeds beide talen ‘aan’, ook op de momenten waarop zij maar één taal actief gebruiken. Een Spaans-Nederlands tweetalig kind activeert hierdoor in zijn hersenen bijvoorbeeld tegelijkertijd het Spaanse vaso en het Nederlandse glas om het concept ‘glas’ uit te drukken. Door deze dubbele activatie ontstaat een woordenstrijd in de hersenen. Het woord dat wint wordt uitgesproken en het andere woord wordt onderdrukt. Je kunt je wel voorstellen dat deze woordenstrijd ten koste kan gaan van de snelheid van het taalgebruik.

Een tweetalig voordeel

Maar er is ook een positieve kant aan dit verhaal. De Canadese onderzoekster Ellen Bialystok vermoedde dat tweetalige kinderen door hun training in het onderdrukken van een taal wel eens extra goed zouden kunnen zijn in het negeren van informatie die er niet toe doet. Om dit idee te testen bedacht ze een experiment waarbij ze kinderen verschillende zinnen liet horen: begrijpelijke zinnen met een foute woordvolgorde (‘Why the dog is barking so loudly?’) en zinnen met een goede woordvolgorde maar een rare, onbegrijpelijke betekenis (‘Why is that cat barking so loudly?’). Bij het beoordelen op de juistheid van de vorm keurden eentalige kinderen de goedgevormde, onbegrijpelijke zin – onterecht – vaak af. Tweetalige kinderen lieten zich veel minder afleiden door de rare betekenis. Zij beoordeelden deze zinnen vaker – terecht – als welgevormd. Tweetalige kinderen van vier jaar konden dat al evengoed als eentalige kinderen van vijf. En wat nog verbazingwekkender is: het tweetalige voordeel is ook gevonden in taken die niets met taal te maken hebben. De afgelopen 10 jaar heeft de theorie van Bialystok veel aandacht gekregen. Er zijn namelijk ook onderzoeken die de theorie niet bevestigen of die laten zien dat de theorie alleen opgaat voor bepaalde tweetalige kinderen.

Waar veel minder discussie over bestaat, is het idee dat tweetalige kinderen in hun hoofd handige bruggetjes bouwen tussen hun talen, zoals bij cognaten. Cognaten zijn woorden in verschillende talen die in uitspraak en betekenis op elkaar lijken. Denk aan keizer (Nederlands), Kaiser (Duits) en tsaar (Russisch) die allemaal afstammen van het Latijnse caesar. Door deze cognaten begrijpen zelfs Nederlandse kinderen die maar een paar uurtjes Engelse les hebben op school, best veel woorden in een test die eigenlijk bedoeld is voor eentalige Engelstalige kinderen. Ook bestaan er tussen talen uitspraakregels waar tweetalige kinderen gebruik van maken. Zo spreek je in het Fries de Nederlandse woorden hand, land en strand uit als hân, lân en strân [het dakje geeft aan dat je de a lang uit moet spreken]. Kinderen die thuis weinig Fries en veel Nederlands gebruiken, blijken juist de Friese woorden waar zo’n regel voor bestaat, snel te leren.

Engels, Fries en Nederlands lijken veel op elkaar. Dat tweetalige kinderen hun talen ook kunnen verbinden als ze minder op elkaar lijken, laat onderzoek met Spaans-Engelstalige kinderen in de Verenigde Staten zien. Als zij een woord in hun eerste taal kenden, dan was de kans groter dat ze dit woord ook in hun tweede taal kenden. Kinderen die bijvoorbeeld weten wat perro is, kennen vaker het woord dog dan kinderen die dit niet weten. Dus zelfs zonder overeenkomsten in uitspraak, kunnen de twee talen elkaar versterken!

Groeiende tweetaligheid

We maken even de balans op. Tweetalige kinderen bereiken hun mijlpalen (brabbelen, eerste woordjes) even snel als eentalige kinderen, zijn langzamer in het vinden van woorden, maar misschien wel weer sneller in het ontwikkelen van ‘taakgericht gedrag’ (focussen op het doel dat je wilt bereiken) en kunnen bij het leren van hun ene taal ook de andere taal benutten. Deze conclusies gelden voor kinderen die vanaf jonge leeftijd tweetalig zijn. Kinderen die pas later tweetalig worden, bijvoorbeeld nadat ze op vierjarige leeftijd met hun ouders zijn geëmigreerd naar een ander land, lopen in hun tweede taal in het begin natuurlijk wel achter. Maar ze kunnen de achterstand snel inhalen. Dat blijkt uit onderzoek waarin is gekeken naar de taalontwikkeling van kinderen die, vanuit diverse landen, naar Canada zijn verhuisd. De kinderen in dat onderzoek waren tussen de drie en zes jaar oud toen zij begonnen met het leren van Engels. Zij leerden in zo’n twee tot drie jaar de ‘stam+s’-regel (walks, sees), terwijl sommige volwassenen die Engels als tweede taal leren deze regel nooit onder de knie krijgen!

Snelheid: wat doet het ertoe?

Waarom is kennis van de snelheid waarmee tweetalige kinderen taal verwerven en gebruiken eigenlijk belangrijk? Natuurlijk zijn er bij tweetalige kinderen verschillen in het tempo waarin zij beide talen leren. Ook bij eentalige kinderen is dat zo. De een heeft de onregelmatige verleden tijden snel onder de knie, de ander blijft er gedurende de hele basisschoolperiode mee worstelen: ‘Ik roepte hem nog’.

Ongeveer zeven procent van de kinderen vindt het leren van taal extreem lastig. Die kinderen hebben een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Als de mate van vertraging door tweetaligheid onderschat wordt, kan het gebeuren dat die vertraging wordt uitgelegd als een TOS. Wordt de vertraging van tweetalige kinderen overschat, dan kan het omgekeerde gebeuren. Kennis over de snelheid van diverse soorten tweetalige kinderen helpt ons dus om tweetalige kinderen met een TOS tijdig te herkennen. Dat is belangrijk om ieder kind passende zorg en aandacht te kunnen geven.

Bovendien vertelt de snelheid van tweetalige kinderen ons veel over het leren van taal in het algemeen. Kinderen blijken uitmuntende taalleerders te zijn die met twee talen duidelijk nog niet aan de grens zitten van wat ze kunnen.

Lees meer

Over tweetalig opvoeden hebben Elisabeth van der Linden en Folkert Kuiken een toegankelijk boek geschreven (zie verder onder Folkert Kuiken). Ook voor kinderen met gehoorproblemen of een communicatieve beperking is meertalige ontwikkeling mogelijk, maar in die situatie zijn ouders vaak onzeker en kunnen professionals wel wat handvatten voor hun advisering gebruiken. In Meertalige ontwikkeling, geschreven door logopediste en psycholoog Mirjam Blumenthal, vinden zij een methodiek met achtergronden. Het belangrijkste aandachtspunt van Blumenthal is het versterken van de communicatiepatronen in het gezin zodat er meer taalaanbod komt in alle talen.

Lees verder op Kennislink:


Reacties

32 reacties op ‘Hebben tweetalige kinderen een taal­achterstand?’

  • Mirjam Blumenthal op 12 november 2012 om 10:55 Beantwoorden

    Ik kan niet de hele pagina zien zonder een reactie te plaatsen, zo lijkt het, vandaar deze reactie…maar heel interessant!

  • Marianne van der Ploeg op 12 november 2012 om 11:24 Beantwoorden

    Ik heb weleens begrepen dat opgroeien met drie talen voor kinderen gemakkelijker is dan opgroeien met twee, omdat bij drie talen het onderscheid duidelijker is. M.a.w. ze hoeven niet constant te kiezen tussen taal A en taal B en halen daardoor juist minder de woorden door elkaar en gebruiken minder vaak een (bijvoorbeeld) Engels woord in een Nederlandse zin.
    Weet iemand of deze theorie juist is?

    • redactie taalcanon op 13 november 2012 om 16:39 Beantwoorden

      Antwoord van de auteur: We weten nog relatief weinig over het parallel leren van drie talen en dus is het nog niet te zeggen of deze theorie – die mij overigens onbekend is – juist of onjuist is. Wel is de taal van een kind doorgaans een afspiegeling van hetgeen het kind in de omgeving hoort. Dit betekent dat als de ouders de talen door elkaar mengen, er een aanzienlijke kans bestaat dat het kind dit ook zal doen. Dit mengen van talen kan zowel in een tweetalige als drietalige context voorkomen. Met andere woorden: of het kind woorden van de verschillende talen door elkaar gebruikt zal mogelijk meer afhangen van hoezeer de talen in de omgeving gemengd worden dan van de hoeveelheid talen die het kind tegelijkertijd leert.

  • Joleen Zuidema op 23 mei 2014 om 11:49 Beantwoorden

    Heeft u ook de referenties naar de onderzoeken waar u naar verwijst?

  • Naomi op 25 september 2014 om 15:25 Beantwoorden

    Ik doe voor mijn profielwerkstuk een onderzoek naar tweetalig opvoeden en wilde graag Uw artikel gebruiken hiervoor. Alleen hiervoor heb ik de datum wanneer dit gepubliceerd is nodig en die kon ik niet vinden… Kunt U die nog vermelden zodat ik hem kan gebruiken? Uw naam wordt bij het artikel gezet!

    Alvast bedankt,

    Naomi Joustra

    • redactie taalcanon op 30 maart 2015 om 11:24 Beantwoorden

      Beste Naomi,

      De taalcanon is verschenen in november 2012 bij uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam.

      Met vriendelijke groet,

      de redactie.

    • Seraya op 26 november 2015 om 17:04 Beantwoorden

      Hallo ik heb een vraagje ik moet voor mijn profielwerkstuk een onderzoek doen. Ik wl graag onderzoeken of tweetalig opgevoede kinderen een nieuwe taal gemakkelijk oppakken dan eentalig opgevoede kinderen. Heeft iemand een goed idee hoe ik mijn onderzoek het beste kan uitvoeren?

  • eva.wenborn@gmail.com op 26 mei 2015 om 19:32 Beantwoorden

    Na verschillende lessen Nederlands (o.a. ook over de ontwikkeling van taal op jonge leeftijd) en het lezen van dit artikel ben ik er eindelijk over uit wat er in mijn hoofd om gaat!
    Ik heb er lang over getwijfeld om journalistiek te gaan studeren, aangezien ik vaak moeite had met vlotheid in mijn taal (en dan de gelinkte juistheid ervan). Het ligt deels aan het feit dat ik niet zo snel op woorden kan komen, maar ook simpelweg door het feit dat ik meer aanleg heb voor de logische zaken zoals wiskunde.
    Ik heb er wat spijt van, maar het is fijn om te weten wat nu juist wat is!
    Goed artikel!

    Eva Wenborn

  • Wayne Fitzpatrick op 1 september 2015 om 11:57 Beantwoorden

    Beste,
    Mijn zoon hebben wij tweetalig groot gebracht al hebben ze ons dat afgeraden. Hij heeft dyslexie op een lage niveau gehad (dictee nooit meer dan 2 op 10 behaald). Nu is hij 35 jaar werkt in mid-management en als hij naar buitenland gaat voor zijn werk (Duitsland en Frankrijk) gebruikt hij zijn uitmuntende Engels.
    Nu in de tweede generatie zijn dochter mijn kleindochter (2 jaar 8 maand) heeft ook een taalprobleem. Ze kan moeilijk woorden juist uitspreken v.b. Dora = “Daro”
    Wij maken hier niets uit maar kan dit opnieuw een probleem worden? Al die jaren van mijn zoon tot in hoger onderwijs tweede zits. Dus de hele zomer lang aansporen tot studeren i.p.v. gewoon spelen.

    MVG Wayne Fitzpatrick

  • Elma Blom op 16 september 2015 om 18:04 Beantwoorden

    Uw kleindochter is nog erg jong en in een fase waarin er veel variatie in de taal- en spraak van kinderen is. Haar uitspraakfoutjes kunnen ook een fase zijn in een normale ontwikkeling. Maar omdat er in uw familie problemen met taal voorkomen, snap ik de zorgen. Er zijn best veel kinderen die tweetalig zijn en een taalprobleem hebben (net als er kinderen met Down syndroom of een stoornis in het autistisch spectrum zijn die tweetalig zijn). Op dit moment wordt er veel onderzoek gedaan naar de combinatie van tweetaligheid en taalontwikkelingsstoornissen. Dit onderzoek laat zien dat de taalproblemen in de beide talen van een tweetalig kind aanwezig zijn. De combinatie van tweetaligheid en taalprobleem leidt doorgaans echter niet tot extra taalachterstanden. Kinderen met taalproblemen zijn dus goed in staat om twee talen te leren, ondanks hun beperking. Hoe vaardig ze uiteindelijk in de talen worden, is afhankelijk van veel factoren zoals de mate waarin ze last hebben van hun stoornis, maar ook hoe rijk en gevarieerd hun taalaanbod in de beide talen is.

  • Maria op 13 oktober 2015 om 12:41 Beantwoorden

    Mijn dochter van 7 jaar is tweetalig, ze spreekt gemakkelijk twee talen. Ze kletst in het Russisch, dan draait ze zich om en gaat verder in het Nederlands, daarbij tolkt ze wat er net gezegd is in de andere taal. Haar woordenschat is veel breder, dan die van haar leeftijdgenoten. Vanaf haar geboorte spreek ik met haar Russisch en mijn man Nederlands.

  • Hilde Jongeling op 28 oktober 2015 om 19:31 Beantwoorden

    Hallo Elma Blom,

    Denkt u dat tweetalige kinderen mede door het leren van die tweede taal ook een achterstand hebben in hun moedertaal wat betreft leessnelheid?

    Mvg,
    Hilde Jongeling

  • Elma Blom op 9 november 2015 om 23:45 Beantwoorden

    Mogelijk loopt een tweetalig kind een achterstand in leessnelheid op als hij/zij nog bezig is met leren lezen in de moedertaal en ineens veel minder in de moedertaal gaat lezen. De reden is dat leessnelheid bevorderd wordt door oefening. Bij een kind dat graag leest, zal de kans op een achterstand klein zijn. Er is immers voldoende oefening. Bij een kind dat niet zo graag leest, is de kans groter. Verder kan oefening in de ene taal een positief effect hebben op leesvaardigheid in de andere taal. Kinderen kunnen leesvaardigheid overdragen als ze leren lezen in een nieuwe taal. Dit geldt minder voor beginnende lezers. Andere factoren die bij deze overdracht een rol spelen, zijn: overlappen de schriftsystemen, hoe is de instructie, en hoe vaardig is het kind in de beide talen.

  • Anouk op 13 januari 2016 om 12:53 Beantwoorden

    Beste Elma,

    Voor mijn opleiding moet ik een betoog schrijven. Dit gaat over wat tweetaligheid. In uw artikel zegt u meerdere keren: “uit onderzoek blijkt …”

    Mijn vraag was welke onderzoeken u heeft gebruikt?

    Alvast bedankt,

    Anouk

    • Elma Blom op 7 februari 2016 om 12:54 Beantwoorden

      Het een beetje lastig waar te beginnen, want in dit stukje voor de Taalcanon heb ik bevindingen uit heel veel verschillende onderzoeken samengevat, van andere onderzoekers en ook van mijzelf. In het artikel verwijs ik naar het onderzoek van de Ellen Bialystok: via haar website bij York University kun je heel veel onderzoek vinden, waarvan een deel ook via internet te lezen is. Haar studie “Bilingualism: The good, the bad, and the indifferent” bevat een interessant overzicht over voor- en nadelen van meertaligheid (let op: dit gaat niet speciaal over kinderen), en is via internet te lezen. Sommige onderzoekers hebben ook overzichtsartikelen geschreven in handboeken. Zie bijvoorbeeld het hoofdstuk “Second Language Acquisition in Childhood” van Johanne Paradis in het handboek van Hoff & Schatz (Handbook of Language Development). Dit hoofdstuk over kinderen die pas later tweetalige worden, kun je vinden via de website van Johanne Paradis (University of Alberta). In ditzelfde handboek staat van Fred Genesee en Elena Nicoladis een hoofdstuk “Bilingual First Language Acquisition” over kinderen die vanaf geboorte tweetalig zijn. En dan baseer ik me natuurlijk ook op mijn eigen onderzoek. Via mijn website bij de Universiteit Utrecht kun je ook van alles vinden, bijvoorbeeld het onderzoek naar de stam+s regel in bij Engelstalige kinderen. Verder heb ik samen met collega’s onderzoek gedaan naar tweetalige voordelen bij Turkse kinderen. Dit artikel is “open access” en vrij te vinden op internet (http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0022096514001180).

  • Mercedes op 1 februari 2016 om 17:38 Beantwoorden

    Beste Elma,

    Ik ben docent op een praktijkschool en heb twee 14-jarige leerlingen van Turkse afkomst die een spraak- taalstoornis lijken te hebben. Ik vermoed dat het taalaanbod in de jonge kinderjaren onvoldoende is geweest. Bij een van de twee spreekt moeder zeer weinig Nederlands en eenvoudig Turks, misschien zelfs aangepast naar een soort kindertaal toen de leerling klein was. Bij de andere leerling spreken beide ouders goed Turks en Nederlands. Vooral de eerste leerling heeft veel in huis; is sociaal zeer sterk en lijkt zich plots behoorlijk te interesseren voor ‘leren’ in het algemeen. Hij werkt hard en aan zijn vorderingen met begrijpend lezen is te zien dat hij behoorlijk wat in huis heeft. Zijn taalachterstand, zowel mondeling en schriftelijk, is opvallend; er zijn aardig wat eenvoudige woorden en grammaticale constructies die hij niet lijkt te kennen. Ik zou heel graag willen weten hoe ik hem het beste verder kan helpen.
    Vast dank en groet,
    Mercedes Löhnen

  • Elma Blom op 7 februari 2016 om 13:27 Beantwoorden

    Een volgende stap is op systematische wijze te achterhalen wat er aan de hand is, bijvoorbeeld bij een audiologisch centrum. Wat belangrijk is om vast te stellen is, zoals je aangeeft, of er sprake is van een taalachterstand door te weinig taalaanbod, of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) en als er sprake is van een TOS wat de sterkere en zwakkere kanten zijn (want er zijn grote verschillen tussen kinderen). Pas als hierover meer duidelijkheid is, weet je ook beter hoe je je leerlingen gericht kan helpen.

    Bij verder onderzoek gebeurt dan het volgende. Via een anamnese meertaligheid wordt onderzocht hoe het taalaanbod is (geweest), en of dit een oorzaak kan zijn voor taalachterstand. Als een leerling voldoende Nederlands taalaanbod heeft gehad, dan zou je verwachten dat hij best goed scoort op Nederlandse taaltests. Nu zijn er niet veel testen die geschikt zijn voor oudere leerlingen, maar een lage score op een taaltest voor jongere kinderen kan een extra aanwijzing zijn dat er echt wat aan de hand is. De PPVT is een veelgebruikte receptieve woordenschattest voor een grote leeftijdsgroep. De CELF is een testbatterij die diverse talige vaardigheden meet, voor wat jongere kinderen. Als er echt sprake is van een TOS dan verwacht je problemen in het Turks en het Nederlands. Om dit te onderzoeken wordt wel een spontane taalanalyse in beide talen gedaan.

    Los van dit hele verhaal, is het een goed idee om de taalontwikkeling te stimuleren bij taalzwakke leerlingen. We weten dat herhaling en oefening veel kan helpen bij bijvoorbeeld woordenschat. Hierbij is het dan goed om woorden in verschillende contexten te gebruiken, want dit zorgt voor een diepere kennis van de woorden.

  • Thirza op 2 maart 2016 om 11:02 Beantwoorden

    Hallo Elma,

    Is er ook iets bekend over hoe vaak een kind een taal aangeboden moet krijgen om een tweede taal te kunnen leren. Stel een kind gaat 3 dagen per week naar een engelstalig kinderdagverblijf (startend in de babytijd) maar spreekt de rest van de week niet echt engels. Wel kan het thuis engelstalige filmpjes kijken en kunnen de ouders bijvoorbeeld engelstalige boekjes voorlezen. Heb jij zelf een idee hierover of dat iets kan opleveren?
    Alvast bedankt voor je reactie!
    Thirza

  • Elma Blom op 31 maart 2016 om 11:23 Beantwoorden

    In drie dagen per week kan een kind veel Engels leren, maar welk niveau bereikt wordt, hangt van veel factoren af.

    Er is een duidelijk verband tussen het taalaanbod en de mate waarin een tweetalig kind de twee talen leert beheersen. Hierbij speelt echter niet alleen hoeveel of hoe vaak een rol, maar ook de kwaliteit van het taalaanbod en de variatie hierin: Zijn het rijke interacties met veel verschillende woorden en complexere zinnen? Is er sprake van beurtwisselingen waarin er verder ingegaan wordt op een onderwerp? Wordt voldoende aansluiting gezocht met onderwerpen waar het kind interesse in heeft? Worden er verschillende activiteiten in de taal ondernomen? Is er taalaanbod door diverse sprekers? Het blijkt dat dit soort factoren vaak nog wel belangrijker zijn dan kwantiteit als het gaat om het leren van taal.

    Dus hoeveel drie dagen Engels kinderdagverblijf oplevert, zal sterk afhangen van de benadering van het kinderdagverblijf en de medewerkers. Als de medewerkers zelf moedertaalsprekers van het Engels zijn, kan dit een rijke interactie in het Engels ten goede komen. Als het kinderdagverblijf een duidelijk beleid heeft, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten over taal leren, en er sprake is van “kwaliteitsbewaking” kan dit helpen. Grote groepen kunnen weer nadelig zijn omdat er minder tijd per kind is.

    Het helpt zeker ook om het Engels thuis te stimuleren door bijvoorbeeld boekjes te lezen en filmpjes te kijken. Dit zijn namelijk weer nieuwe bronnen die zorgen voor meer variatie in het Engelse taalaanbod. Wat soms ook goed werkt, is een boekje dat het kind goed in het Nederlands – als dat de moedertaal is – kent, ook eens in het Engels te lezen, want dan kunnen kennis van het Nederlands en van het verhaal helpen om de Engelse woorden en zinnen te begrijpen. Ook hier geldt echter dat kwaliteit een rol speelt: als je je beperkt voelt in het Engels, is het niet zo zinvol om met je kind in het Engels te praten.

  • Betul op 25 april 2016 om 14:05 Beantwoorden

    Beste mevrouw Blom,

    Mag ik vragen om welke artikel het bij onderstaande stukje gaat?

    “Onderzoek laat zien dat tweetalige kinderen soms problemen hebben met het vinden van woorden. Dat heeft twee oorzaken: tweetalige kinderen kennen in één taal vaak wat minder woorden dan eentalige kinderen, en moeten dan op zoek naar een omschrijving. Kennen ze echter het woord in beide talen, dan kost het meer tijd om het juiste woord op te diepen uit hun geheugen. Bij tweetaligen staan namelijk steeds beide talen ‘aan’, ook op de momenten waarop zij maar één taal actief gebruiken. Een Spaans-Nederlands tweetalig kind activeert hierdoor in zijn hersenen bijvoorbeeld tegelijkertijd het Spaanse vaso en het Nederlandse glas om het concept ‘glas’ uit te drukken. Door deze dubbele activatie ontstaat een woordenstrijd in de hersenen. Het woord dat wint wordt uitgesproken en het andere woord wordt onderdrukt. Je kunt je wel voorstellen dat deze woordenstrijd ten koste gaat van de snelheid van het taalgebruik.”

    Groeten,
    Betul

    • Elma Blom op 3 juni 2016 om 09:01 Beantwoorden

      Uiteraard mag dat. In een eerder antwoord, verwijs ik naar het artikel van Ellen Bialystok “Bilingualism: The good,
      the bad, and the indifferent” uit 2009. Hierin staat een sectie “Language proficiency and verbal fluency: The bad” die het meest relevant is als het gaat om woordvinding (“lexical access”). Het idee van woordenstrijd (“lexical competition”) is terug te vinden in bijvoorbeeld aan artikel van Lee & Williams (2001). De studie van Kohnert (2002) kijkt naar kinderen. Over kinderen is overigens beduidend minder bekend dan over volwassenen.

      Kohnert, K. (2002). Picture Naming in Early Sequential Bilinguals: A 1-Year Follow-Up. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 45(4), 759-771.

      Lee, M. W. & Williams, J. N. (2001). Lexical access in spoken word production by bilinguals: Evidence from the semantic competitor priming paradigm. Bilingualism: Language and Cognition, 4(03), 233-248.

  • mevr Bakker op 31 mei 2016 om 20:22 Beantwoorden

    Mijn dochter leert mbv filmpjes liedjes, voorlezen Engels. De moedertaal is Nederlands. Nu werd op het kinderdagverblijf aangegeven dat het lijkt alsof mijn dochter een taalachterstand heeft. Ik zelf merk daar weinig van maar ben de moeder dus dan versta je je kind sneller.Ze zou letters omdraaien en soms moeilijk op woorden kunnen komen. Nu heb ik verschillende artikelen gelezen, die aangeven dat het een fase is waar ze doorheen gaat. Ook als eentalige opvoeding zou ze door die fase gaan. Maar de opvang geeft aan dat zij niet achter tweetalig opvoeden staan. Zij geven aan dat het problemen op school opgeeft. Klopt dat?

    • Elma Blom op 26 juni 2017 om 11:19 Beantwoorden

      Beste mevrouw Bakker, als kinderen problemen hebben op school dan is een tweetalige opvoeding daar meestal niet de oorzaak van. Kinderen kunnen heel goed tweetalig opgevoed worden en goed presteren op school. Zoals u aangeeft, gaan kinderen in hun taalontwikkeling door veel fases en ook zijn er grote verschillen tussen kinderen in de vroege taalontwikkeling; dit geldt voor eentalige en tweetalige kinderen. Daarnaast acht ik de kans klein dat het kijken van filmpjes in het Engels en het thuis voorlezen in het Engels risico’s vormen voor de Nederlandse taalontwikkeling. Nu hoeven taalproblemen niet alleen te komen door taalachterstand maar kunnen ook veroorzaakt worden door een taalontwikkelingsstoornis (TOS); dit is aan aangeboren moeite met het leren van taal. De kans hierop lijkt me klein omdat u zelf geen problemen opmerkt, maar in geval van (aanhoudende) twijfel, kunt u contact opnemen met een logopedist om dit verder uit te laten zoeken.

  • Caroline Jacobs op 17 januari 2017 om 12:27 Beantwoorden

    Mijn zoon heeft tot 2015 in Engeland op school gezeten, nu terug in Nederland naar een Nederlandse school waar hij nu in groep 5 (al 1 klas lager dan hij hoort) zit maar fonetisch schrijft, lezen ging moeizaam maar nu iets beter omdat sinds kort gebleken is dat hij +3,5 en +3,25 heeft. Nederlands Spreken deed hij al, alleen schrijven/lezen moest hij opnieuw leren en kost moeite, met de daarbij behorende onzekerheid/frustratie. Ik vind dat hij het in 1,5 jaar al heel ver heeft geschopt, maar het Nederlandse onderwijs systeem maakt zich grote zorgen en wil hem nu op een taalcentrum (vanuit) Unita plaatsen voor 3 dagen per week. Ik maak me hier grote zorgen over, helemaal omdat het mannetje een gevoelsmannetje is. Maar dit is de enige hulp die zij kunnen bieden aan een Nederlander, volgens hen is het niet mogelijk om iemand op school voor een uur per dag in te huren want daar is geen geld voor. En als alleenstaande ouder heb ik geen geld om zelf iemand in te huren. Ik vind het zo moeilijk om hier een weg in te vinden.

  • Mirjam op 9 juni 2017 om 22:56 Beantwoorden

    Ons dochtertje zit in groep 1. Ze wordt vanaf haar geboorte tweetalig opgevoed (Engels van papa en Nederlands van mama) een flinke woordenschat. Als ik haar in het Nederlands vraag iets tegen haar vader te zeggen, zegt ze het tegen hem in het Engels. Vandaag zei de juf dat ze score D haalt voor het taalonderdeel van de Cito toets. De juf was verbaasd. Ik ook. Ze kent de letters voor groep 2 en zit dicht tegen lezen aan. Ze begint letters te spellen en daar woorden van te maken. In haar taalontwikkeling hebben we de afgelopen vijf jaar af en toe fases gezien dat het even haperde. Talen door elkaar halen. Woordvolgende van de ene taal gebruiken in de andere taal. Als dat over was had ze ineens weer een flinke sprong gemaakt in haar taalvaardigheid. De juf denkt nu dat de D score te maken heeft met tweetaligheid​. Is daar meer informatie of uitleg over te vinden?

    • Elma Blom op 26 juni 2017 om 12:41 Beantwoorden

      Beste Mirjam, kinderen die vanaf hun geboorte tweetalig opgevoed worden en beide talen voldoende in hun omgeving horen, doorlopen doorgaans een ontwikkeling die vergelijkbaar is met eentalige kinderen. Er kan hierbij wel sprake zijn van fases waarin bijvoorbeeld aspecten van de grammatica van de ene taal tijdelijk van invloed zijn op de grammatica van de andere taal; dit gaat doorgaans over. Het ontwikkelingspatroon dat u beschrijft, lijkt dus heel normaal. Verder geeft u aan dat uw dochtertje een flinke woordenschat heeft en ook al stapjes zet richting geletterdheid. Al met al lijkt er sprake te zijn van een voorspoedige ontwikkeling en geen aanleiding voor zorgen. In dit licht lijkt de D score op de Cito niet representatief te zijn voor de taalkennis en taalvaardigheid van uw dochtertje. Dit spreekt ook uit de verbazing van haar juf. Deze Cito score is een momentopname, uw dochtertje is nog jong, soms moeten kinderen ook nog leren wat het maken van een toets betekent en wat er van je gevraagd wordt. Kortom: er kunnen allerlei redenen zijn voor deze lage score, en deze redenen hoeven niets te maken te hebben met de taalontwikkeling van uw dochtertje. Ik zou de Cito score dus niet in isolatie bekijken, maar naast alle andere informatie leggen die beschikbaar is over de taalontwikkeling van uw dochtertje.

      Informatie over tweetalig opvoeden is in diverse bronnen te vinden. Op de site http://www.meertalig.nl staan links naar Nederlandstalige bronnen, maar ook internationale onderzoekers als Fred Genesee of Francois Grosjean hebben op hun websites informatie staan die relevant voor u is.

  • Elma Blom op 26 juni 2017 om 12:05 Beantwoorden

    Beste Caroline, het kan inderdaad best lastig zijn om vanuit het Engels, met een lastig te leren orthografie, schrijven/lezen in het Nederlands te leren. Dit kost uiteraard tijd en extra, gerichte ondersteuning kan helpen. Omdat er wat weinig context is, vind ik het wel moeilijk in te schatten wat de mogelijkheden zijn. Heeft uw zoon moeite gehad met het leren schrijven en lezen in het Engels of verliep dit probleemloos? Ik neem aan dat er uitgebreid contact is geweest met de intern begeleider op de school van uw zoon? Wat zeker nooit kwaad kan, is om eens een dagje mee te lopen bij het taalcentrum zodat u beter kunt inschatten of dit een veilige leeromgeving voor hem biedt en voldoende gerichte ondersteuning kan geven.

  • Gregory Rietjens op 10 september 2017 om 13:07 Beantwoorden

    Onze zoon van 17 maanden wordt tweetalig opgevoed, ik praat Nederlands tegen hem en mijn vrouw Spaans. Hij begint nu zijn eerste woordjes te zeggen bijvoorbeeld koe, klok, blok enzovoort in het Nederlands en zegt nummers in het Spaans. Het komt nu vaak voor dat wanneer ik met hem op straat loop en hij ziet bijvoorbeeld een huisnummer 4 dat hij met vol enthousiasme cuatro roept en andersom gebeurt het wanneer hij alleen met mijn vrouw is en een koe of een klok ziet dat hij dat dus in het Nederlands zegt. Uiteraard willen we hem belonen middels een reactie wanneer hij een woordje zegt, alleen wanneer dit een woord is niet in onze eigen moedertaal weten we niet zo goed wat de juiste manier is om te reageren. Moet ik wanneer hij cuatro zegt alleen reageren met bijvoorbeeld goed zo/heel goed of moet ik zeggen: ja goed zo dat is nummer vier en hetzelfde andersom bij mijn vrouw. Ook komt het wel eens voor dat wanneer mijn zoon bij mij op schoot zit er een Spaanstalig tekenfilmpje op tv is, kan ik tijdens de tekenfilm ook de dingen die te zien zijn in het Nederlands benoemen of is dit af te raden en kan ik beter stil zijn?

  • Elma op 1 oktober 2017 om 18:22 Beantwoorden

    Beste Gregory, volgens mij zijn jullie heel weloverwogen met de meertalige opvoeding van jullie zoontje bezig. Ik ben dan ook heel benieuwd wat intuïtief uw eigen reactie is, en hoe jullie normaal gesproken reageren in situaties zoals geschetst?

    Jullie gebruiken een one-parent-one-language (OPOL) strategie, waarbij elke ouder zijn of haar moedertaal spreekt. Misschien denken jullie dat het verwarrend is om Nederlands in een Spaanse context te gebruiken, en Spaans in een meer Nederlandse context? We weten uit onderzoek dat ook ouders die zelf denken een strikte OPOL “methode” te gebruiken, vaker de andere taal gebruiken dan ze zelf denken, bijvoorbeeld om de aandacht te trekken, nadruk te leggen op informatie of voor opvoeden en corrigeren. Verder lijken kinderen zelf geen last van te hebben van het mixen van hun ouders. Er is in ieder geval geen eenduidig wetenschappelijk bewijs dat kinderen van wie de ouders mixen, een minder voorspoedige taalontwikkeling hebben of een kleinere kans op tweetaligheid hebben dan kinderen van ouders die de talen meer scheiden.

    Ik denk dus niet dat u zich zorgen hoeft te maken over het gebruiken van Nederlands in een meer Spaanse context, of andersom. Of het nuttig is om op deze jonge leeftijd de talen expliciet te linken (zoals in uw voorbeeld van “cuatro” en “vier”) is – bij mijn weten – nog niet onderzocht, maar ik vermoed dat het geen kwaad kan. En als de keuze is tussen interacteren met uw kind (ongeacht in welke taal) en niets zeggen, dan is mijn advies om voor het eerste te kiezen zodat het kijken naar de film een gedeelde ervaring wordt en aanleiding voor een gesprek. Ik zou overigens wel benieuwd zijn in welke taal uw zoontje dan zou reageren. En mocht uw zoontje het toch lastig vinden als de talen door elkaar lopen – kinderen verschillen -, dan geeft hij dat waarschijnlijk zelf wel aan.

  • Charlotte op 31 augustus 2021 om 16:01 Beantwoorden

    Interessant.

  • Maaike van Kaam op 26 september 2021 om 14:38 Beantwoorden

    Ik geef les op een Internationale school (nederlands) aan kinderen waarvn in ieder geval een van de ouders Nederlands is (in taal dus ook). Van sommige kinderen zijn beide ouders Nederlands maar hebben ze lang in het buitenland gewoond en daar onderwijs gehad in het Engels. Ik ben nog zoekende naar welk niveau Nederlands zij precies hebben en hoe ik hier mijn lessen (en doelen) op kan aanpassen. Mocht iemand tips hebben dan houd ik me aanbevolen!

  • Razan op 1 november 2022 om 22:19 Beantwoorden

    Dag mevrouw Elma Blom, ik ben Razan Abid uit België en ik zit momenteel in mijn laatste jaar in het middelbaar! Eerst wil ik graag melden dat ik uw artikel heel erg interessant en nuttig vond!

    bij mij op school werd er als eindproject aan de leerlingen gevraagd om een onderzoek uit te voeren en ik heb gekozen voor het thema tweetaligheid en taalachterstand. Ik ben zelf een tweetalig persoon die soms het gevoel heeft dat ze een taalachterstand heeft in het Nederlands doordat er thuis enkele Arabisch word gesproken, ik heb zonet uw artikel gelezen en ik was bewonderd met de hoeveelheid informatie dik ik nog niet wist!

    Ik vroeg me af of ik u zou kunnen contacteren om een paar vragen te stellen (online interview) in verband met taalachterstand, tweetaligheid en geruchten hierover, dit zal dus heel kort zijn, ik wil u uiteraard niet storen dus als u hier geen tijd voor heeft dan is dat helemaal prima!
    Bedankt voor de mooie artikel!


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit