Waar komt het ABN vandaan?

Over de geschiedenis van de Nederlandse taal

Over de auteur

Marijke Mooijaart (1948) was voor haar pensionering onderzoeker bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (nu Instituut voor de Nederlandse Taal) […]
Lees verder

Diets en Duits, Vlaams en Hollands, en ook Nederduits, dat waren ooit namen voor de taal van de bewoners van Nederland en Vlaanderen. We weten dat die taal heel anders klonk dan het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) van nu. Hebban olla vogala nestas hagunnan. Wie verstaat dat nog? Het Nederlands heeft een lange weg doorlopen, en nog een lange weg te gaan.

Door Marijke Mooijaart.

Het Nederlands en het Duits, Engels, Fries, de Scandinavische talen en het inmiddels uitgestorven Gotisch hebben zich ontwikkeld uit één gemeenschappelijke taal: het Germaans. Dat Germaans maakt weer deel uit van een grote taalfamilie: het Indo-Europees. We kunnen van Nederlands spreken vanaf het moment dat er woorden opgetekend zijn die een band hebben met ons taalgebied en die typisch Nederlandse kenmerken hebben, zoals de woorden huova (hoeve) en watarskap (waterschap, in de betekenis ‘bron, drenkplaats voor vee’). Volgens die criteria begint het Nederlands zo ongeveer tussen 500 en 700. De oudste fase, het Oudnederlands, liep door tot ongeveer 1200 en had nog volop naamvalsuitgangen.

Middelnederlands

Tussen 1200 en 1500 werd Middelnederlands gesproken. Vanaf de dertiende eeuw werd het ook steeds meer geschreven. Dat begon in het zuiden van ons taalgebied. Daarvóór was het Latijn de schrijftaal in kloosters en kanselarijen. Latijn was de taal die alle geletterden in Europa verstonden, de lingua franca. Het Middelnederlands was geen eenheidstaal, maar bestond uit groepen van dialecten die niet scherp af te grenzen waren. De dialectgroepen uit die tijd zijn trouwens vandaag nog steeds wel herkenbaar: Vlaams, Brabants, Limburgs, Hollands/Utrechts en de Noordoostelijke dialecten. Naast veel inheemse woorden kende het Middelnederlands ook tal van leenwoorden uit het Latijn en het Frans. In de loop van de Middelnederlandse periode begonnen de naamvalsuitgangen af teslijten. Daarvoor in de plaats kwam er een veel vastere woordvolgorde in de zin, en ging men meer voorzetsels gebruiken. In het Middelnederlands zei men bijvoorbeeld: Die meester is goet den cnapen of is den cnapen goet met den als naamvalsvorm. Die naamvalsvorm (van het meewerkend voorwerp) liet zien ‘voor wie’ de meester goed was. Nu gebruiken wij het voorzetsel voor, en zouden we zeggen: De meester is goed voor de jongen. Ook zijn bepaalde klanken veranderd: de Middelnederlandse woorden huus en tuun werden in het Nieuwnederlands huis en tuin.

Naar een standaardtaal

In de volgende periode, de renaissance, kreeg het Nederlands een andere rol in de samenleving. Die ontwikkeling verliep anders voor de Noordelijke dan voor de Zuidelijke Nederlanden. In de Noordelijke Nederlanden (de Republiek) gingen geleerden en schrijvers zich na de onafhankelijkheid van Spanje in hun moedertaal verdiepen. Het Nederlands werd op steeds meer terreinen de voertaal en dus kwam er behoefte aan een eenheidstaal. De standaardtaal in Nederland was vooral gebaseerd op de taal van de Hollandse stedelijke elite, met Zuid-Nederlandse en Duitse invloeden. In de Zuidelijke Nederlanden – die toen nog tot het Spaanse rijk behoorden – was het Frans de officiële taal. Het Nederlands had daar een maatschappelijk ondergeschikte positie. De standaardisatie van het Vlaams-Nederlands begon pas in de negentiende eeuw, ook al werd er in de zeventiende en achttiende eeuw wel degelijk veel in het Nederlands gesproken en geschreven.

Standaardisatie

Wanneer door maatschappelijke ontwikkelingen verschillende regio’s naar elkaar toe groeien, gebeurt dat ook met de regionale talen. Er ontstaat dan één ‘bovengewestelijke’ variant die de algemene voertaal wordt. Dit proces van standaardisatie kent verschillende facetten: selectie, codificatie, functie-uitbreiding en acceptatie. Selectie houdt in dat men het dialect dat het meeste prestige geniet – vaak van een gebied dat cultureel en economisch sterk is – als norm kiest. Vervolgens worden voor allerlei taalvormen (zinsconstructies, woorden, klanken) de voorkeursvormen geselecteerd. Zo werd mus en niet mos de algemene naam van het vogeltje, en zeggen wij nu rat en niet rot, of zoon en niet zeun. Codificatie betekent dat men de nieuwe algemene taalvormen vastlegt in grammatica’s en woordenboeken. De toepassing van de standaardtaal in steeds meer maatschappelijke domeinen (kerk, onderwijs, ambtenarij, rechtspraak) heet functieuitbreiding. Ten slotte vindt acceptatie plaats: de hele taalgemeenschap hanteert de standaardtaal. Wat de selectie betreft zijn taalkundigen het eens over de basis van het Standaardnederlands: dat is het ‘beschaafde’ taalgebruik van de Hollandse steden. Over de inbreng van de immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden, vooral in de schrijftaal, is men nog niet uitgediscussieerd. Wel wijzen taalkundigen, meer dan voorheen, op de invloed van het Duits.

Wie is er niet bekend met Hebban olla vogala…? Toch is dit niet het oudste Nederlandse zinnetje. In de Lex Salica komt een zinnetje voor dat minstens drie eeuwen ouder is. De Lex Salica is een Latijnse wettekst die in het begin van de zesde eeuw werd opgetekend. In een tekstversie, die in verschillende achtste-eeuwse kopieën is overgeleverd, werden de rechtstermen weergegeven in het Oudnederlands. In één geval was dat een heel zinnetje. Het gaat om een rechtsformule die werd uitgesproken bij het vrij verklaren van een laat, dat wil zeggen een halfvrij persoon: ‘Maltho: thi afrio, leto’ (‘Ik zeg: ik laat je vrij, halfvrije.’)

Het Algemeen Beschaafd Nederlands

In de achttiende en negentiende eeuw stonden de spreektaal en de schrijftaal nog ver van elkaar af. Spreken deed ieder in zijn eigen dialect en de schrijftaal was vaak nogal gekunsteld. Aan het eind van de negentiende eeuw kwamen de spreeken schrijftaal dichter naar elkaar toe. Dat kwam enerzijds doordat steeds meer mensen ‘de bovengewestelijke variant’ gingen spreken en anderzijdsdoordat de schrijftaal bij velen een natuurlijker karakter kreeg dat dichter bij de spreektaal bleef. De term voor deze nieuwe taalnorm was ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ (ABN), ze gold voor spraak én schrift. In het begin van de twintigste eeuw was het ABN nog slechts bij een kleine elite in gebruik, maar vanaf de jaren vijftig werd ze gemeengoed. De laatste decennia staat de term ABN weer volop ter discussie. Aan de ene kant zijn er de taalgebruikers die zich weinig storen aan de regels van het ABN, ook niet als zij schrijven. Aan de andere kant zijn er velen die zich ongerust maken of ergeren omdat naar hun gevoel de taal verloedert. Onder taalwetenschappers is de term ABN al lang geleden in onbruik geraakt. De term zou ten onrechte de suggestie kunnen wekken dat mensen die andere variëteiten van het Nederlands spreken, niet beschaafd zijn. Daarom spreekt men liever van Algemeen Nederlands (AN) of Standaardnederlands.

Ons nooit volmaakte Nederlands

Door de eeuwen heen zijn er taalgebruikers geweest die dachten: ooit was het Nederlands perfect en nu raakt het in verval. De feiten bevestigen dat idee echter niet. ‘Het Nederlands’ bestaat niet en heeft nooit bestaan: het heeft altijd variatie vertoond en blijft onverminderd veranderen. Ook al spreken we met z’n allen een algemene norm af voor ‘beschaafd taalgebruik’, er duiken steeds nieuwe verschijnselen op. Vijftien eeuwen geschiedenis van het Nederlands laten zien dat taal niet te temmen is!

Lees meer

Marijke van der Wal & Cor van Bree, Geschiedenis van het Nederlands. 2008.
Jelle Stegeman, Grote geschiedenis van de Nederlandse taal. 2021.
Nicoline van der Sijs, 15 eeuwen Nederlandse taal. 2019.

Lees verder op Kennislink:


Reacties

5 reacties op ‘Waar komt het ABN vandaan?’

  • A.J. de Groot op 9 juli 2015 om 21:02 Beantwoorden

    Als het alfabet van de oost-europeanen “cyrilisch” wordt genoemd,hoe heet dan ons alphabet??
    Kan het niet vinden..
    Dank,
    A.J. de Groot

  • KARADAG Abdulkadir op 3 oktober 2015 om 23:47 Beantwoorden

    Ik vind deze summiere tekst over de geschiedenis van het Nederlands heel goed geschreven.
    Ikzelf, als Vlaamse Koerd met het Turks als moedertaal, vind dat de Nederlandstaligen moeten groeien naar het algemeen Nederlands ten koste van de dialecten en de streektalen. Liever het Nederlands dan het Frans of het Engels of het Duits, ook al zijn die talen ook mooie talen. Het Nederlands is ook een evenwaardige taal als die andere taal. Ik vergelijk het een beetje met het Koerdisch. Mijn moedertaal is het Turks, ook al zijn mijn ouders geen Turken. In het Belgisch Limburg heb ik het Koerdisch niet geleerd, want de Koerden heb geen eenheidstaal. Ze hebben zoveel dialecten en/of talen, dat ze niet komen tot een eenheidstaal. Spijtig genoeg worden die talen vermorzeld door het Turks, het Perzisch en het Arabisch. Dus moet men gaan tot een eenheidstaal met het verlies van sommige andere dialecten en talen. Maar liever dat dan het volledige afbraak van het Koerdisch of het Nederlands. Dus hopelijk kom ik niet te racistisch over, maar lang lever de Nederlandse taal.

    • Anne Doornbos op 17 maart 2016 om 12:07 Beantwoorden

      Geachte heer Abdulkadir,
      U pleit voor het Nederlands ten koste van de streektalen. Ik ben een warm pleitbezorger, als Drent, van het Nedersaksisch. En let wel, ik heb niets tegen het Nederlands. U schrijft echter ook dat de talen van de Koerden ‘spijtig genoeg worden vermorzeld’. Maar ik mag van u mijn eigen taal inleveren?

  • Jack Russel op 15 juni 2021 om 21:46 Beantwoorden

    mooi tekst! (duimpje)


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit